I've been acting like sour milk all on the floor [closed]
Welkom op
Pokémon Journey!

Heb je altijd al een Pokémon trainer, coördinator of breeder willen zijn? Of bewandel jij liever het gevaarlijke pad van een Team Rocket Grunt? Samen met andere leden schrijf jij het verhaal van jouw geheel eigen personage. Doorkruis regio's, vang je favoriete Pokémon en maak nieuwe vrienden onderweg. Laat het avontuur beginnen!
WELCOME, GUEST!
PLEASE Login OR Register.

Deel
 

 I've been acting like sour milk all on the floor [closed]

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden 
AuteurBericht
Cooper Brimstone
Member
Cooper Brimstone
Punten : 370
Gender : Male ♂
Age : 20
Type : Trainer
Regions : Hoenn en Kalos
Icon : Hoppip
https://pokemon-journey.actieforum.com/t1469-cooper-brimstone https://pokemon-journey.actieforum.com/t1470-cooper-s-dex

I've been acting like sour milk all on the floor [closed] Empty
BerichtOnderwerp: I've been acting like sour milk all on the floor [closed]   I've been acting like sour milk all on the floor [closed] Emptywo jun 29, 2016 4:32 pm

Let's bust that tearful face with our
sour   mayonnaise
And get back our lost dream
Hij was er overheen, bleef hij zichzelf vertellen. Zijn rug en arm waren beide, op de twee verse littekens na, weer de oude, dus het moest niet meer dan normaal zijn dat hij zelf ook weer de oude was. Om een statement te maken, had Cooper de afgelopen weken niet naar huis gebeld. Nou ja, niet haar huis… Niet naar zijn moeder gebeld was een betere manier om het te verwoorden, want behalve haar had hij thuis niemand waar hij überhaupt mee had willen praten. Cooper was woest geweest op zijn vader, en was misschien nog wel een stukje kwader geweest op zichzelf. Maar zijn moeder? Nee, hij was niet kwaad geweest op haar, enkel teleurgesteld. Dat klonk natuurlijk behoorlijk cliché, maar dat was wel hoe het was. Terwijl zijn vader hem eens piek fijn had uitgelegd wie er precies de baas was in hun huishouden, had zijn moeder niets gedaan. Ze had niet eens toegekeken. Zijn moeder, waar hij altijd naar op had gekeken, die hij altijd had bewonderd, die hij altijd op een gigantisch voetstuk had gezet, had hem in de steek gelaten. Alhoewel de glasscherven in zijn arm en de zij van zijn rug pijn hadden gedaan, en zijn linker wang en kaak er uit hadden gezien alsof hij had geprobeerd om een smurf te worden, had zijn moeder hem al bijna even erg pijn gedaan. Zelfs achteraf had ze niets gedaan. Ze was hem niet achterna gegaan, en had pas na een paar dagen de moeite gedaan om hem te vragen hoe het met hem ging – via een sms.

Waar hij zijn moeder normaal gesproken regelmatig belde om te laten weten hoe het met hem ging, of om simpelweg te vertellen wat hij die dag gedaan had, had hij daar van af gezien. Zelfs het sms’je waarin zijn moeder hem had gevraagd hoe het met hem ging, had hij in de eerste instantie genegeerd. Een enkele ‘k’ was wat hij haar uiteindelijk gestuurd had, ondanks dat de ‘k’ niet bepaald een antwoord was geweest op een van de vragen die zijn moeder hem had gesteld. Verdere sms’jes had hij simpelweg genegeerd, en op het moment dat zijn moeder hem probeerde te bereiken door op te bellen, had hij zijn Holocaster net zo lang laten over gaan totdat ze het weer op gaf. Hij wilde niet met haar praten. Of het kinderachtig was om dat te doen? Misschien, maar sinds wanneer was hij tot volwassen verklaard? Als dit was hoe volwassen zijn aanvoelde, dan bleef hij veel liever voor altijd een klein kind. Haa… wel, dat was natuurlijk wat hij het liefst zou willen, maar voor altijd een kind blijven was absoluut het tegenovergestelde van ergens ‘overheen’ zijn.

Na minstens een uur van het maken van selfie’s die hij vervolgens direct weer verwijderde, had Cooper zichzelf eindelijk zo ver weten te krijgen om zijn moeder weer iets van zich te laten weten. Met een brede grijns en een paar vingerpistolen die alleen maar van hem konden zijn, had hij zijn Infernape een foto van hem laten maken. ‘Nieuwe dag, nieuwe training!’ was de tekst die hij er uiteindelijk bij had gezet. Cooper staarde een minuut of wat naar zijn Holocaster, voordat hij zichzelf zo ver kreeg om de foto daadwerkelijk te versturen. Yeah. Een nieuwe dag. Met een luide kreun rekte Cooper zich uit. Alhoewel het nog nauwelijks negen uur ’s ochtends was, voelde hij zich alsof hij al de hele dag wakker was. Alleen al het maken en versturen van één foto, had er voor gezorgd dat hij op het moment het liefst weer regelrecht zijn bed in dook. Een gebrek aan beweging, dat was waar hij vermoedde dat hij zijn vermoeidheid vandaan was gekomen. Waar hij normaal gesproken altijd een behoorlijk stuk ging hardlopen nadat hij zijn ontbijt op had, was hij daar vandaag nog niet aan toe gekomen.

Nu hij eindelijk klaar was met het maken van de oh zo belangrijke foto, kon hij eindelijk beginnen met wat hij oorspronkelijk had gepland om die dag te gaan doen; trainen. Vandaag zou een mijlpunt zijn. In tegenstelling tot de voorgaande gyms die hij uit had gedaagd, was hij vastberaden geweest om deze keer van tevoren zijn huiswerk te doen, en niet zo’n beetje ook. Ah, hij had zich natuurlijk wel enigszins voorbereid voor de vorige paar gym gevechten, maar de voorbereiding had meestal niet meer ingehouden dan ‘we gaan eens flink conditie trainingen en krachttrainingen doen’. Sure, dat was ergens ook zijn plan voor deze gym, maar deze keer zou het meer zijn dan alleen dat. Nou ja… misschien ook niet, waar dat betekende niet dat ze niet nog meer hun best zouden doen. ”Heb ik alles dat ik nodig heb ingepakt?” vroeg Cooper aan zijn Hoppip. De roze Pokémon knikte, waggelde naar de rand van het bed toe, en klom vervolgens via de uitgestoken hand van haar trainer omhoog. Mooi. Ze waren misschien later begonnen dan gepland, maar dat betekende eigenlijk alleen maar dat ze ietsje langer door zouden moeten gaan.

Of het een goed idee was om eerst een flink stuk te hardlopen voordat ze aan de daadwerkelijke training begonnen wist Cooper niet, maar wat hij wel wist, was dat het in ieder geval zou moeten voldoen als een warming up. Nou ja, voor een deel van zijn team zou het dat in ieder geval zijn. Zijn Hoppip viel als eerste af, aangezien rennen niet bepaald haar sterkste punt was. De tweede Pokémon die af viel was zijn Pachirisu. Alhoewel hij wel kon rennen, had hij het behoorlijk duidelijk gemaakt dat hij simpelweg niet wilde rennen, en als hij iets niet wilde, dan deed hij het simpelweg niet. Na meerdere pogingen te hebben gedaan om zijn Pachirisu mee te laten doen aan zijn ochtend routine, wist Cooper inmiddels wel beter. Als hij wilde dat zijn Pachirisu iets deed, dan moest hij het zo zien te presenteren dat zijn Pachirisu het uit zichzelf wilde doen. Hardlopen was helaas tot nu toe niet iets dat hij zo had kunnen presenteren. Voor nu kon hij hem dan ook maar beter zijn gang laten gaan, wat op het moment betekende dat hij zijn Pachirisu moest laten slapen. Dan bleef nog de laatste Pokémon over die niet mee kon doen aan de warming up – zijn Drifblim. Bij zijn Drifblim was het gelukkig geen geval van ‘wil niet’ maar een geval van ‘kan niet’. Hoe graag zijn Drifblim het ook zou willen, hardlopen was behoorlijk onmogelijk als je geen benen had.

”Goede morgen!” begroette Cooper zijn overige twee geschikte Pokémon. Zijn Gabite liet een vrolijke kreet horen, terwijl zijn Infernape hem enkel een klein knikje gaf. Cooper hoefde het niet eens aan zijn Gabite te vragen, of ze was al naar haar trainer toe gehuppeld om zijn Hoppip van hem over te nemen. Dat ze niet in staat was om hard te lopen, betekende in haar geval niet dat ze niet mee zou gaan. Cooper wilde zijn Hoppip net aan zijn Gabite overhandigen, toen zijn Holocaster af ging. Instinctief reikte hij naar zijn broekzak, maar voordat hij zijn Holcaster er uit haalde, bleef zijn had twijfelend in de lucht hangen. Wilde hij hem eigenlijk wel opnemen? De kans dat het zijn moeder was die hem opbelde was redelijk groot, en alhoewel hij haar wel zojuist een bericht had gestuurd, had hij er op het moment absoluut geen zin in om daadwerkelijk met haar te praten. Ah… maar het kon natuurlijk ook net zo goed iemand anders zijn. Wat als het een heel belangrijk telefoontje was? Shit. Cooper viste zijn Holocaster uit zijn broekzak, en was plotseling behoorlijk dankbaar dat het scherm aan gaf door wie hij werd opgebeld. Het was gelukkig niet zijn moeder, maar dat was eerlijk gezegd het enige waar hij opgelucht om kon zijn. Het was nog veel erger.

Een gevoel van paniek overspoelde Cooper bij het zien van de naam op het scherm. Hij werd gebeld door zijn vader. Zijn vader belde hem nooit, maar dan ook echt nooit. Niet om te vragen hoe het met hem ging, niet om hem een fijne verjaardag te wensen, nooit niet. Waarom zijn vader nu plotseling wel besloot om hem te bellen, was voor Cooper dan ook een groot raadsel. Net zoals met zijn moeder, had Cooper ook geen contact gehad met zijn vader sinds het incident plaats had gevonden. Waar in een normale familie een vader op zijn minst zijn best deed om er achter te komen of zijn zoon wel of niet half dood was gebloed, – Cooper was er in ieder geval vrij zeker van dat mensen dat soort dingen normaal gesproken deden – had zijn vader geen enkele moeite gedaan om uit te vinden wat er met zijn zoon was gebeurd. Ah, wel, dat soort dingen deed je eigenlijk ook alleen maar als het ging om iemand waar je om gaf, en het was Cooper gelukkig al een behoorlijke tijd geleden duidelijk geworden dat zijn vader dat niet deed. Dat was niet erg, want hij gaf op het moment ook bar weinig om zijn vader – of dat dat was in ieder geval wat hij zichzelf probeerde te vertellen.

Met een luid bonzend hart nam Cooper zijn Holocaster op. ”H-Hallo?” nam hij op, met een stem die een paar octaven omhoog was geschoten van de zenuwen. ”Cooper. Ik verwacht je over een uur bij Brimstone’s in Lumiose City. Dat is alles,” deelde zijn vader mee voordat hij meteen daarna weer ophing, en hij Cooper achter liet met het geluid dat aan gaf dat het gesprek was beëindigd. Dat was alles. Cooper staarde verbluft naar zijn telefoon en overwoog een goed aantal seconden om zijn Holocaster op de grond te smijten, voordat hij voor zijn woede compenseerde door luid te vloeken. Dat was alles? Na alles wat er een paar maanden geleden gebeurd was, was dit het enige dat zijn vader hem te vertellen had? Hij moest gewoon maar even langs komen? Gewoon ‘even’ binnen een uurtje bij het kantoor in Lumiose City zien te komen, vanuit waar hij ook in de Kalos regio zou mogen zijn? Hij zou natuurlijk gewoon niet kunnen gaan. Hij zou gewoon kunnen doen alsof het iemand anders was die zijn Holocaster op had genomen, of dat hij al iets anders gepland had – wat technisch gezien nog waar was ook. Veel zou hij daar helaas niet mee bereiken, behalve dat hij zijn vader boos zou maken. Ahhh… Wat een situatie. Wat hij ook zou doen, hij zou spijt krijgen van de uitkomst. Shit. Wel, aangezien hij toch al in Lumiose was, was het waarschijnlijk maar beter om gewoon te gaan.

Nadat hij zich om had gekleed in iets waarvan hij hoopte dat het acceptabel genoeg was om zich bij zijn vader te kunnen vertonen en hij zijn Pokémon uit had gelegd waarom hun ochtend, begaf Cooper zich met behoorlijk wat tegenzin in de richting van Brimstone’s kantoor. Een weeïg gevoel van zenuwen en misselijk overspoelde zich over hem, en alhoewel dat ook kon komen doordat hij nog niet had ontbeten, vermoedde hij dat zijn lichaam hem op het moment persoonlijk probeerde te vertellen dat hij niet naar het kantoor moest gaan. Het was niet alsof hij bang was – nee, in tegendeel. Brimstone’s voelden geen angst, dat hoorde er gewoon niet bij. Dat hij naar het kantoor van zijn vader toe moest komen zonder te weten waarom? Pfwah! Daar was helemaal niets aan! Hahaha! Haha… Ha. Cooper stopte abrupt, en schudde eenmaal met zijn hele lichaam, alsof hij probeerde om de zenuwen van zich af te schudden. Hij sloeg met zijn beide handen op zijn wangen, en haalde vervolgens diep adem. Hij kon dit. Er was niets om zenuwachtig voor te zijn. Het was niet alsof hij alleen zou zijn met zijn vader – dat was het hele idee van een kantoor. Er zouden ook nog andere mensen zijn. Er waren, om het heel cru te zeggen, ooggetuigen. Er zou niets gebeuren.

Alhoewel hij ruim een half uur te vroeg bij het kantoor aan was gekomen, had Cooper zichzelf niet zo ver kunnen krijgen om het gebouw in te gaan. Hoe minder tijd hij met zijn vader hoefde te besteden, des te beter het was. Misschien, dacht Cooper, misschien wil hij zijn excuses wel aanbieden. Een prettige gedachte, dat was het, maar meer was het absoluut niet. Cooper schudde met zijn hoofd. Nee, als er excuses aangeboden zouden moeten worden, dan zou het eerder zo zijn dat zijn vader zou eisen dat hij zijn excuses aan moest bieden. Cooper snoof. Als dat was wat zijn vader van plan was, dan kon hij naar zijn excuses fluiten. Zijn vader was degene die in de fout was gegaan, niet hij. Wel… zelfs als hij dat al zou zeggen, dan zou zijn vader het alsnog ontkennen. ”Het maakt niet uit wat ik deed, het gaat er om dat je brutaal tegen me was!” imiteerde hij zijn vader, iets waar hij de afgelopen jaren behoorlijk goed in was geworden. Cooper grinnikte kort, maar sloeg zijn hand vervolgens op zijn mond, bang dat er misschien iemand was die hem gehoord had. De roodharige jongen keek schichtig om zich heen, maar er was – gelukkig – niemand te bekennen die hem had kunnen horen. Opgelucht haalde hij weer adem. Het zou nog wat zijn geweest als hij al in de problemen was gekomen vóór hij zijn vader ook maar had gezien.

Nadat hij nog een keer of vijf een blokje om was gelopen, besloot Cooper dat het eindelijk tijd was om maar naar binnen te gaan. Hij zou natuurlijk nog wel een extra blokje om kunnen gaan, maar dan zou zijn vader waarschijnlijk klagen dat hij te laat was, alhoewel zijn vader dat waarschijnlijk toch wel zou doen, of hij nou te laat was of niet. Cooper paradeerde op de schuifdeuren af, om op het laatste moment zijn hand naar voren te stoten met een bijpassend ‘fwoowsh’ geluid. De deur opende automatisch, en Cooper werd begroet door een koele wind – de airco stond binnen blijkbaar behoorlijk hoog. Hoe oud hij ook zou worden, hij zou nooit te oud zijn voor het openen van deuren met ‘the force’. Met een tevreden grijns op zijn gezicht liep hij naar binnen. In vergelijking met buiten, voelde het hier als een ijskast. Niet erg, dat paste ergens ook wel bij zijn vader, die kou. Cooper keek een paar seconden oriënterend om zich heen, voordat hij zich realiseerde dat hij geen flauw idee had waar hij nu naar toe zou moeten gaan. Wilde zijn vader dat hij bij de receptie zou wachten? Werd hij misschien ergens anders verwacht? ‘Dat was alles’ was helaas niet specifiek genoeg om dat duidelijk te maken. Hij kon natuurlijk ook gewoon zelf zijn best doen om zijn vader te vinden door gewoon door het gebouw rond te dwalen totdat hij hem gevonden had, maar de kans dat hij zou verdwalen was dan groter dan de kans dat hij zijn vader daadwerkelijk zou vinden.

Cooper nam liever het zekere voor het onzekere, dus voor nu zat er niets anders op dan om bij de receptie om aanwijzingen te vragen. ”Uhm… probeerde Cooper de aandacht van de receptionist te trekken. Deze keek ietwat geïrriteerd op van zijn krant, en liet zijn blik vervolgens langzaam over Cooper heen glijden. Cooper schraapte ongemakkelijk zijn keel, waardoor de receptionist eindelijk zijn blik op Cooper’s gezicht liet vallen. ”Wat moet je, knul?” bromde hij. Cooper glimlachte beleefd naar de man, alhoewel het meer uit gewoonte was dan omdat hij de man de glimlach daadwerkelijk gunde. ”Ik heb een afspraak met meneer Brimstone. De baas dude,” legde Cooper uit. De man trok één van zijn wenkbrauwen ongeloofwaardig op. ”En wie is het die een afspraak heeft met de ‘baas dude’? vroeg de receptionist vervolgens. ”Oh, juist,” reageerde Cooper, die het niet gewend was dat iemand die bij Brimstone’s werkte hem niet kende. Nou ja, het was niet alsof hij dagelijks bij het kantoor langs kwam. Hel, zelfs in de winkel kwam hij nauwelijks langs, tenzij hij bijzonder hard toe was aan nieuwe kleren.

”Cooper. Cooper Brimstone,” stelde Cooper zich voor. De receptionist fronste bij het horen van de achternaam, en vouwde vervolgens zijn krant dicht, zodat hij de hoorn van de telefoon die er onder verstopt had gelegen kon pakken. ”Cooper Brimstone, zei je? Als in het ukkie van de baas?” vroeg de receptionist terwijl hij een viercijferig nummer in toetste. Cooper knikte. Bingo. ”Ik zal kijken wat ik voor je kan betekenen – er is volgens mij net een vergadering gestart, maar misschien dat je nog geluk hebt…” bromde de man terwijl hij over zijn baard heen streelde. De telefoon ging een paar keer over, voordat hij werd opgenomen. Na een kort gesprek dat vooral veel ‘uh-huh’s’, ‘a-hah’s’ en een enkele ‘aahh…’ bevatte, hing de receptionist de telefoon weer op. ”Ze zijn inderdaad in vergadering, maar je vader wil blijkbaar dat je naar de vergaderzaal toe komt – zaal 3,” deelde de receptionist mee. Cooper fronste. Hij was dus echt in vergadering. Maar waarom had zijn vader hem dan gevraagd om naar kantoor toe te komen?

”Weet je hoe je bij vergaderzaal 3 moet komen?” vroeg de receptionist. Cooper schudde met zijn hoofd, waarop de man medelevend glimlachte. Hij wist waarschijnlijk zelf ook maar al te goed wat voor een doolhof het kantoor wel niet was. ”Je moet naar de derde verdieping toe. Zie je die automatische klapdeuren daar? Ga er doorheen, en loop een klein stukje rechtdoor, dan kom je uit bij zowel een lift als een trappenhuis. Vanuit daar kan je omhoog gaan. Als je op de juiste verdieping bent, ga dan meteen naar rechts. Na de tweede gang naar links die je ziet, zou het de eerste deur moeten zijn,” legde de receptionist uit. ”Heb je dat begrepen?” vroeg hij vervolgens. Cooper knikte, alhoewel hij er niet helemaal zeker van was dat hij het allemaal mee had gekregen. Hij wilde echter niet over komen alsof hij nog niet eens simpele instructies kon volgen, dus hij zou maar moeten hopen dat het niet al te moeilijk was om de vergaderzaal te vinden als hij eenmaal op de derde verdieping was.

De lift vinden bleek in ieder geval niet al te moeilijk te zijn, en toen de lift eindelijk op de correcte verdieping aan was gekomen, bleek ook dat het vinden van de vergaderruimte makkelijk zou zijn – de wanden waren namelijk gemaakt van glas, waardoor hij perfect kon zien in welke ruimte er wel of niet mensen zaten. Cooper had nog nauwelijks rond gekeken, of hij had zijn vader al kunnen zien zitten. Een rilling trok zich over Cooper’s rug heen. Ahh… hij wilde hier echt niet zijn. Cooper haalde diep adem, en dwong zichzelf om te focussen door eenmaal met beide handen op zijn wangen te slaan. Okay, hier ging hij dan. Hoe erg hij er tegenop zag maakte nu niet meer uit – het was toch niet alsof hij nu nog terug zou kunnen gaan. Cooper rechtte zijn rug, bekeek een laatste keer of zijn kleding nog steeds netjes zat, en dwong zichzelf vervolgens om door de veel te lang lijkende gang naar de vergaderzaal waar zijn vader zich in bevond te lopen.

Of ze te druk in gesprek waren om hem te zien of hem gewoon compleet negeerden wisten Cooper niet, maar dat hij op de glazen deur moest kloppen maakte de situatie er voor Cooper niet veel gemakkelijker op. Het gedempte geroezemoes dat Cooper aan de andere kant van de deur had kunnen horen verstomde, en de aanwezige mensen keken in zijn richting alsof hij een alien was. Zijn vader was de laatste die hem op scheen te merken. Hij fronste naar zijn zoon, en wenkte vervolgens met een beweging van zijn vingers dat hij binnen kon komen. Cooper’s wangen brandden, en hij was er vrij zeker van dat hij op het moment bloosde. Het liefst zou hij op het moment door de grond heen zakken, maar zelfs dat zou zijn situatie er waarschijnlijk niet beter op maken, want dan zou hij waarschijnlijk alleen maar op de onderliggende verdieping belanden. Het was vast een snellere manier om daar te komen dan wanneer hij de lift zou nemen, maar erg veel had hij daar nu niet aan.

”Je bent laat,” was het enige waar zijn vader hem mee begroette toen hij binnen kwam. Cooper wilde zich verontschuldigen, ondanks dat hij toch echt nog steeds ruim op tijd was, maar werd al weer onderbroken door zijn vader. ”Ga zitten, dan kunnen we verder,” sprak hij, gebarend naar de enige lege stoel die nog beschikbaar was – de stoel aan zijn zijde. Snel schuifelde Cooper naar de stoel toe, hopend dat de marteling die de vergadering zou zijn niet al te lang zou duren. Cooper had zijn achterwerk nog nauwelijks op de stoel geplant, of zijn vader had al besloten om weer verder te gaan met het besprek van wat het ook mocht zijn dat zo belangrijk was dat ze er een hele vergadering voor nodig hadden. Cooper ving half iets op over een of andere lente promotie, maar erg veel kon het hem niet interesseren. Het enige dat hem op het moment interesseerde, was het moment waarop hij weer zou mogen gaan. Hij had wel iets beter te doen dan het bijwonen van een of andere vergadering. Cooper overwoog net of hij uit het raam moest blijven kijken of dat hij de pen van zijn buurvrouw moest jatten zodat hij een mooi kunstwerk kon maken op het voor aantekeningen bedoelde papier dat voor hem lag, toen hij zijn naam hoorde vallen.

”…En dan zijn we aangekomen bij Cooper hier,” had hij zijn vader nog net horen zeggen. Alert veerde Cooper overeind bij het horen van zijn naam. Waarom was hij plots het gesprek onderwerp geworden? ”Zoals jullie misschien wel weten, wordt mijn zoon binnenkort achttien. Dit betekent dat hij binnenkort zijn intreden zal doen hier in Brimstone’s. Het leek mij verstandig om hem vast officieel aan iedereen voor te stellen, dus heb ik hem gevraagd om vandaag hier naar toe te komen om vast een vergadering bij te wonen, zodat hij vast wat kan opsnuiven van zijn aankomende baan. Vanaf nu zullen jullie hem dan ook vaker bij dit soort vergaderingen kunnen verwachten.” Een korte stilte volgde, die uiteindelijk werd onderbroken door de man die naast Cooper zat, die hem een ferme klap op zijn schouder gaf. ”Welkom bij het team, Cooper!” verwelkomde de man hem met een joviale grijns. Cooper glimlachte instinctief, alhoewel het huilen hem nader stond dan het lachen. ”Bedankt…” antwoordde hij met een beleefd knikje.

Het voelde alsof zijn hart een slag over had geslagen. Aankomende baan… Officiële introductie… Zijn vader meende het nog steeds. Zijn vader wilde nog steeds dat hij bij Brimstone’s zou komen werken als hij achttien werd. Nee, eerder zelfs. Zijn vader had het net zelfs nog gezegd; ze zouden hem vaker bij dit soort vergaderingen kunnen verwachten. Het voelde alsof zijn doodvonnis zojuist was getekend. Nog meer mensen feliciteerden hem, waarop Cooper reageerde door op automatische piloot naar ze te knikken. Hij wilde helemaal geen felicitaties. Er was helemaal niets dat goed was aan deze zogenaamde ‘introductie’. Het enige dat het was, was een val. Een val waar Cooper kostte dat het kost uit wilde komen. ”Vader… kunnen we even praten?” vroeg Cooper, die negeerde dat hij hiermee iemand die hem probeerde te feliciteren onderbrak. Zijn vader trok één van zijn wenkbrauwen op. ”Waarom? Is er iets dat je graag met ons wil delen?” vroeg hij. Cooper schudde met zijn hoofd. ”Ik wil alleen praten. Privé.”

Zijn vader had hem waarschijnlijk af willen wimpelen, maar voordat hij dat had kunnen doen, had een van zijn CEO’s het woord al genomen. ”We hebben alle agenda punten al besproken – het is geen probleem als we nu met de vergadering stoppen. Familie gaat tenslotte voor!” zei de vrouw die naast Cooper zat. Cooper glimlachte flauw. Ze moest eens weten. Cooper keek verwachtingsvol naar zijn vader. Nu er nog andere mensen bij waren – belangrijke mensen – kon hij zich moeilijk net zo onredelijk gedragen als hij thuis deed, toch? ”Goed dan. Zorg er voor dat Weiko ons aanbod accepteert, dan zullen we daarna verder gaan,” zei zijn vader uiteindelijk met duidelijke tegenzin. Een instemmend gemompel weerklonk van de andere aanwezigen. Spullen werden bij elkaar gezocht, en mensen druppelden langzaam de vergaderruimte uit, waarbij een enkeling Cooper nog een vriendelijk klopje op zijn schouder gaf.

”Waar wil je over praten, Cooper?” vroeg zijn vader toen iedereen eindelijk de ruimte uit was. Cooper haalde diep adem. Hier ging hij dan. ”Dit hele werken bij Brimstone’s gedoe… Is het echt nodig? Die hele afspraak… kunnen we het niet laten vallen?” vroeg Cooper twijfelend. Zijn vader snoof hooghartig. ”Nee, geen denken aan. Na alles dat ik voor je gedaan heb, is dit wel het minste dat je voor mij terug kan doen. Brimstone’s is al jaren een deel van de afspraak, en ik zie geen enkele reden om daar van af te zien. Jij wilde zo graag een zelfstandige jongen zijn? Wel, daar hoort ook bij dat je je houdt aan jouw deel van een afspraak.” Cooper klemde zijn kaken op elkaar. ”Maar ik –“ Zijn vader gaf hem een zacht, corrigerend klopje op zijn wang, om zo zijn zin te onderbreken. ”Maar niets. Je hebt lang genoeg je zin door gedraafd, en nu is het tijd dat je eens naar mij luistert, en dat is het einde hier van. Het is tijd dat je je eens als een man gedraagt in plaats van een klein kind,” zei zijn vader. Cooper verstijfde. Dat hij naar hem luisterde? “Nee,” zei Cooper, “het is nu jouw beurt om naar mij te luisteren.”

“Ik weet dat ik niet de perfecte zoon ben, verre van dat zelfs. Ik ben lui, ik ben onhandig, ik kan nog geen deuk in een banaan slaan, ik ben bang voor alles dat los en vast zit, ik ben even dom als het achter eind van een Slowpoke en als iets ook maar héél even tegen zit, dan ren ik er het liefst van weg. Maar zeggen dat het tijd is dat ik naar je luister? Dat ik een man wordt? Dat is Taurosshit. Dit is de zoon die jij hebt groot gebracht, nee, beter nog, de zoon die jij niet groot hebt gebracht,” beet Cooper zijn vader toe. Hij voelde zich alsof er zojuist een bom in hem ontploft was, en het was een flinke ook. Het voelde als een opluchting om eindelijk iets terug te kunnen zeggen, maar het voelde tegelijk ook alsof hij zichzelf een klap in zijn gezicht gaf. Cooper de Geweldige, dat was wat hij zichzelf altijd noemde, maar hij was alles behalve dat. Hij was een klein, onbelangrijk jongetje, dat alleen maar kon doen alsof hij stoer was – en het was niet eens een erg goede act. Dat was misschien wel precies de reden waarom hij zich Cooper de Geweldige noemde. Niet omdat hij daadwerkelijk zo geweldig was, maar omdat er niemand anders was die hem geweldig zou noemen. Het was zijn kleine, persoonlijke veiligheidsbubbel, waarvan hij altijd hoopte dat hij niet doorgeprikt zou worden, als hij maar hard genoeg bleef schreeuwen.

Zelfs nu, na alles wat hij gezegd had, glimlachte zijn vader enkel medelevend naar hem. Een statement, een gebaar om Cooper’s ego nog wat verder in te deuken, meer was het niet. Een provocatie. ‘Je bent niet belangrijk genoeg voor mijn aandacht’. ”Alhoewel ik moet zeggen dat het een erg mooie speech was, moet ik zeggen dat ik meer van je verwacht had,” waren de eerste woorden die zijn vader eindelijk sprak. ”Sorry om die mooie woorden bubbel van je te laten barsten, maar denk je echt dat dit soort woorden er voor zorgen dat ik van gedachten verander? Wat voor zielig verhaal je ook aan mijn mouw probeert te hangen; het verandert niets aan onze afspraak. Ik heb mij aan mijn deel van de afspraak gehouden. Ik heb toegekeken hoe je onze familienaam hebt besmeurd en hoe je mijn geld uit hebt gegeven aan speelgoed, maar het is zo langzaam aan tijd dat je beseft dat jij nu degene bent die zich aan zijn deel van de afspraak moet houden. Je bent bijna achttien, Cooper. Het wordt tijd dat je je eens naar je leeftijd gedraagt en volwassen wordt.” sprak zijn vader vervolgens. Cooper perste zijn lippen op elkaar. Daar had je het weer, dat volwassen worden. Alsof het iets fantastisch was dat je leven compleet zou maken.

Cooper’s vader glimlachte, en besloot om nog een extra kersje op zijn taart toe te voegen. ”Kijk, dat is een brave jongen. Je weet heus wel wanneer je verstandig je mond dicht moet houden, daarvoor hoef je heus niet slim of dapper voor te zijn. Daar hoef je alleen maar een gezond verstand voor te hebben – alhoewel ik er ook wel eens aan heb getwijfeld of je dat überhaupt wel had.” Zijn vader liet het klinken alsof het iets simpels was. Volwassen worden, dat was blijkbaar hoe simpel het was. Meer hoefde hij blijkbaar niet te doen. Al zijn problemen zouden dan gewoon *poef* weg zijn. Wat een mooie droom was dat toch. Wat een Taurosshit. ”Heb jij… heb jij enig idee wat mijn droom vroeger was?” vroeg Cooper langzaam zonder zijn vader aan te kijken. Zijn vader trok één van zijn wenkbrauwen op, verbaasd door de plotselinge ommezwaai van onderwerp. ”Doet het er toe wat voor dromen jij wel of niet had?” vroeg zijn vader schamper. Cooper knikte. Natuurlijk deed het er toe. Zijn vader haalde zijn schouders ongeïnteresseerd op. ”Je wilde een trainer worden, toch? Dat is je toch ook gelukt? Je bent nu toch een trainer geweest?” antwoordde zijn vader.

”Weet je nog dat ik zo veel van softbal hield toen ik acht was?” vroeg Cooper vervolgens. Zijn vader haalde zijn schouders op en snoof geamuseerd. ”Je hield van zoveel dingen toen je acht was – denk je dat ik die dingen allemaal bij heb gehouden?” vroeg zijn vader. Cooper schudde opnieuw met zijn hoofd. Natuurlijk had zijn vader er geen flauw idee van. Cooper had softbal fantastisch gevonden. Niet alleen was hij er goed in geweest, maar het was ook iets geweest waarin zijn vader hem aangemoedigd. Zijn vader was trots op hem geweest. Zijn vader had aandacht aan hem besteed. ”Dan… weet je dan wel waarom ik een trainer wilde zijn?” vroeg Cooper vervolgens. Zijn vader haalde diep adem, verveeld door de vragen die zijn zoon hem stelde. ”Een laatste poging tot rebellie? gokte hij. Cooper’s rechter mondhoek trok omhoog tot een flauwe grijns. Dat was het antwoord dat hij een jaar geleden ook zou hebben gegeven. Een poging tot rebellie, zijn laatste kans op vrijheid. Als meer dan dat had zijn vader het waarschijnlijk nooit gezien, en dat zou hij waarschijnlijk ook nooit doen.

”Zowel softbal als dit trainer ‘gedoe’… Als ik er nu over na denk, dan kan ik alleen maar zien dat ik er hetzelfde mee wilde bereiken. Ik wilde dat je trots op me was. Niet per se omdat ik goed ben of was in die dingen, maar omdat ik er goed in was zonder dat het iets was waar ik goed in moest zijn. Het was mijn droom dat je trots op mij was.” Daar. Het was er uit. Zijn vader, zijn droom, het waren allemaal dingen die steeds verder buiten zijn bereik kwamen te liggen. Zijn vader die trots op hem was zou, ironisch genoeg, nooit meer zijn dan een simpele droom. Zoals het op het moment was, was het niet meer dan een nachtmerrie. Een nachtmerrie waarvan hij wakker wilde worden. Cooper haalde vermoeid zijn hand door zijn haar heen, en trok zijn hand samen, hard trekkend aan zijn eigen haar. Zijn vader opende zijn mond om iets te zeggen, maar Cooper was hem voor. ”Wel… Droom of niet, meer dan dat is het nooit geweest, en eerlijk gezegd… Wil ik een nieuwe droom. Ik wil een eigen droom.”

Cooper was nooit erg goed geweest in het nadenken over dingen. Hij was impulsief, en bedacht meestal ter plekke was het was dat hij wilde. Als hij te lang over iets na dacht, dan zou hij er alleen maar meer over twijfelen. Een bijzonder, en alles behalve verstandig idee was in zijn hoofd ontstaan, en een beter moment om het uit te voeren dat dit moment, zou er waarschijnlijk niet meer komen. ”Ik wil geen Brimstone meer zijn,” deelde Cooper mee, zijn stem verrassing wekkend helder. Zijn eigen woorden galmden na als hamerstoten tegen een kerk bel. ”Je… Je wil wat?” vroeg zijn vader. Cooper glimlachte voor het eerst sinds hij het kantoor binnen was gestapt. ”Ik wil geen Brimstone meer zijn,” herhaalde hij. ”Afspraak of niet… Als Brimstone’s de enige manier is om jou trots te kunnen maken, dan wil ik het niet. Dan wil ik geen Brimstone meer zijn.”

Zijn vader keek hem een paar tellen aan, voordat hij in de lach schoot. ”Je wil geen Brimstone meer zijn?” vroeg zijn vader tussen lachbuien in. “Je wil vaarwel zeggen tegen een top baan? Je wil een salaris waar de meeste mensen alleen maar van kunnen dromen af slaan? Kom nou, Cooper. Er zijn meer dan genoeg mensen die een moord zouden doen om in dezelfde situatie te kunnen zitten als jij. Denk je nou echt dat je ook maar iets bent zonder ‘Brimstone’?” vroeg Cooper’s vader smalend. Hij schudde met zijn hoofd. ”Denk je nou echt dat je iets bent zonder mijn geld? Zonder alles dat ik je tot nu toe gegeven heb?” vroeg hij. Cooper sloeg zijn ogen neer. Wel… het klopte dat hij zelf geen geld had. Sterker nog, hij had nog nooit ook maar een vinger uitgestoken om zelf geld te verdienen. Maar… betekende dat echt dat hij niets was zonder zijn vader? Zonder ‘Brimstone’?

”Ik heb jouw geld niet nodig!” blufte Cooper, die hoopte dat hij het zelf misschien ook zou gaan geloven als hij het maar hard genoeg zei. Hoe fijn het ook was om geld te hebben… Hij zou het zonder ook wel overleven! Hij had zat mensen ontmoet die het deden met veel minder dan hij, en sliepen zij ’s nachts ergens in een doos onder een brug? Nee! En als ze dat wel deden, dan was die doos vast erg comfortabel, want anders zouden ze er niet in zijn gaan liggen! Als anderen konden leven zonder al die luxe die hij had, dan moest hij dat ook kunnen! ”Ik ben hier niet degene die de jou nodig heeft, maar jij bent degene die mij nodig heeft!” flapte Cooper er uit. ”Ik kan best overleven zonder deze familie, maar jij? Wat gebeurt er als je geen zoon hebt om dit hele stinkende rotbedrijf over te nemen? Nee, beter nog – wat als die dierbare zoon zou vertellen hoe alles in Brimstone’s daadwerkelijk in elkaar zit? Als die zoon vertelt hoe het er daadwerkelijk in het oh zo perfecte gezinnetje aan toe gaat?” beet Cooper zijn vader toe. De grijns die hij net nog op zijn vader’s gezicht had zien pronken, was er inmiddels afgedropen. Mooi, die grijns had al veel eerder moeten verdwijnen.

”Wil je de som op de proef nemen? Wil je dat echt? Ik hoef maar één telefoontje naar de bank te plegen, en dan zal je merken hoe het is om niets te hebben!” beet zijn vader hem toe. Hij vader meende het. Alhoewel het bedoeld was als een dreigement, voelde het voor Cooper alsof het precies was waar hij op gewacht had. Alle rotte gevoelens die hij zojuist nog had gehad, veranderden in een gevoel van euforie. Hij had gewonnen. Cooper’s mondhoek trok omhoog tot een scheve glimlach. “Weet je wat? Bel die bank maar, en hef die rekening gelijk maar helemaal op – ik hoef hem niet meer,” zei Cooper. Alhoewel het grote woorden waren, leek zijn vader er absoluut niet van onder de indruk. ”Dus dit is je grote plan? Wegrennen? Is dat het enige dat je kan?” vroeg zijn vader met een hooghartige grijns. Cooper balde zijn handen tot vuisten. ”Ik… ik ren helemaal nergens voor weg!” hakkelde Cooper.

Seconden gingen voorbij terwijl zijn vader hem berekenend in zich op nam. ”Okay dan, prima. Als dat is wat je wilt, dan is dat precies hoe je het zal krijgen,” sprak zijn vader uiteindelijk. Het duurde even tot de woorden daadwerkelijk tot Cooper door drongen. ”Ik – wat?” vroeg Cooper verward. Zijn vader glimlachte. ”Precies zoals ik het zeg. Je wil mijn zoon niet meer zijn? Prima, maar dan eis ik dat je alles dat ik je ooit heb gegeven terug geef. Al mijn geld, je credit card, al je spullen, al je kleding, zelfs wat je nu op dit moment draagt. Alles,” legde zijn vader uit. Verbluft keek Cooper zijn vader aan. Het geld en zijn spullen, ja, dat was nog logisch, maar zijn kleding? De dingen die hij nu droeg? Was dat niet… een tikkeltje extreem? Zijn vader bleef hem echter verwachtingsvol aankijken, waardoor het Cooper langzaam begon te dagen dat zijn vader het meende. ”N-nu? Hier?” vroeg Cooper. Zijn vader knikte.  ”Okay, sure,” zei Cooper schouderophalend. Hij haalde zijn Pokéball’s van zijn gesp af en legde deze voorzichtig op de grond, waarna hij zijn kleding uit trok totdat hij alleen nog maar zijn onderbroek aan had. Een opmerking van zijn vader bleef uit, waardoor Cooper aannam dat hij die in ieder geval wel aan mocht houden.

Of het gedwongen was of niet, Cooper had zich nog nooit zo comfortabel gevoeld met streaken. Hij was misschien niet volledig naakt, maar zo voelde het wel. Het voelde alsof hij niet alleen lichter was geworden door de kleding, maar alsof er ook nog iets anders van hem af was gevallen. ”Is dit alles?” vroeg zijn vader, die door de inhoud van de tas die zijn zoon op zijn bureau had gedumpt heen spitte. Cooper haalde zijn schouders op. ”Er ligt vast nog wel wat in het hotel. Bel ze maar op, dan zullen ze het vast wel voor je in beslag nemen,” antwoordde Cooper, die liever had dat zijn vader alles weg nam dan dat hij nog iets voor hem weg hield. Zijn vader knikte goedkeurend. ”Okay dan, dat was het,” zei zijn vader met duidelijke tegenzin. De woorden echoden een paar keer na in Cooper’s oren. Dat was het. Was dit het? Dit was het? Was dit de conclusie? Verbijsterd bleef Cooper op zijn plek staan, niet begrijpend dat het zo makkelijk over zou kunnen zijn.

Het bleek te goed om waar te zijn. De hand van zijn vader reikte naar de telefoon, waarna hij op één enkele toets drukte. De telefoon ging tweemaal over, voordat de persoon aan de andere kant van de lijn op nam. ”Frank? Ja… Er staat een of andere verwarde knul in zijn ondergoed in vergaderzaal 3 – kan je hem voor mij komen verwijderen voordat hij iets doet?” hoorde Cooper zijn vader zeggen. De glimlach om zijn vader’s lippen sprak boekdelen. Die vieze vuil gluiperd dat hij was. Zijn vader had de beveiliging gebeld? ”Waarom…?” vroeg Cooper verward. Zijn vader trok zijn wenkbrauwen op. ”Sorry hoor – maar moet ik jou kennen?” antwoordde hij. Dus dat was hoe hij het speelde. Cooper vloekte, en raapte snel zijn Pokéball’s op van de vloer. Hij sprintte naar het raam aan de achterkant van de zaal toe, dat tot zijn grote opluchting met gemak open schoof. Een kleine schok ging door Cooper heen bij het zien van de afstand naar de grond. Dat was waar ook – hij bevond zich op de derde verdieping.

Na minstens een halve minuut te hebben geklooid te hebben met hoe hij zijn Pokéball’s vast liet, kreeg Cooper het eindelijk voor elkaar om zijn Drifblim uit zijn Pokéball te laten. Terwijl Cooper dankbaar gebruik maakte van de glazen wand om te zien hoeveel tijd hij nog over had – hij kon de deur van de lift al open zien gaan – maakte zijn Pokémon een vrolijke pirouette in de lucht, zich absoluut niet beseffend dat zijn trainer op het moment behoorlijk wat haast had. ”Dirigible, vang me!” gilde Cooper naar zijn Pokémon, hopend dat deze op tijd zou begrijpend wat zijn trainer van hem verlangde. Zo niet – wel, dan stortte Cooper waarschijnlijk te pletter. Cooper zette twee stappen terug, waarna hij een aanloop nam en met een snoekduik uit het raam naar buiten sprong. Eén volle seconde lang dacht Cooper dat zijn Pokémon hem niet begrepen had, voordat hij voelde hoe de lange armen van zijn Pokémon zich om zijn middel heen sloten. Zijn Pokémon had gevangen. ”Later, Feraligatr!” schreeuwde Cooper via het open raam naar zowel zijn vader als de net aangekomen beveiliger. Hij had eigenlijk ook nog met pistool vingers naar ze willen wijzen, maar aangezien hij zijn handen vol had met de enige dingen die op het moment nog van hem waren, moest hij het doen met een obsceen gebaar waar zijn middelvingers bij betrokken waren. Hij was vrij.
I've been acting like sour milk all on the floor [closed] 187 * I've been acting like sour milk all on the floor [closed] 391 * I've been acting like sour milk all on the floor [closed] 444 *  I've been acting like sour milk all on the floor [closed] 417 *  I've been acting like sour milk all on the floor [closed] 426


x
Terug naar boven Ga naar beneden
 
I've been acting like sour milk all on the floor [closed]
Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Got milk? [Ranger Quest]
» Closed - That's our job!
» This Will Be The Day [Closed]
» Closed - What is going on here?
» Fly Away. [ closed ]

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Pokémon Journey :: ► WELCOME TO THE POKÉMON WORLD :: Kalos :: Lumiose City-
Ga naar: