Hij werd wat ongemakkelijk wakker door het ochtenddauw dat nog op zijn gezicht rustte. Hij voelde zich onprettig. Enerzijds door de donkere ochtend, waarin hij zich nu bevond, en anderzijds door een onnatuurlijk geluid dat aan zijn gehoorgangen bleef knagen. Hij plaatste zijn handen op de grond en drukte zich omhoog, om rechtop te gaan zitten. Hij keek naar de richting, van waar het geluid kwam. Zijn mondhoeken krulden meteen omlaag. Hij liet zijn hoofd zakken. Sommigen konden hem ook gewoon niet met rust laten.. Een man wilde gewoon af en toe een goede nachtrust hebben. Hij wist dat dat niet te veel gevraagd was. Zelf stoorde hij ook nooit iemand. Dus wat was er zo belangrijk om rond vier uur ‘s nachts te gaan doen in het bos.. dat zoveel herrie maakte? Voor zijn voeten renden een paar Bunnelby voorbij. Achter hem hoorde hij het geritsel van Zigzagoon, die het liefst via de bosjes wegrenden van.. gevaar? Hij was niet zo slaperig en suf als hij normaal was. Hij voelde zich ook niet zo gelukkig, als hij zich normaal voelde. Hij wilde zeggen dat dat kwam omdat zijn rust was verstoord, maar normaal gesproken liet hij zich niet zo snel van de kaart brengen. Eigenlijk helemaal niet snel. Eigenlijk helemaal nooit. Hij begon zich nu pas te realiseren hoe koud de grond écht was, waar hij zijn handen nu op liet rusten. Hij ging in kleermakerszit zitten en hield zijn handen voor zijn gezicht. Er plakte nog wat modder aan. De rest van zijn handen voelden vochtig aan. Niet zo gek dat de grond zo vochtig was op een vochtige ochtend als deze. Hij had het bos in geen tijden zo ongelukkig gezien. Kwam het door de aankomst van winter? Nee, was het zo verdrietig om de aankomende herfst? Hij moest eerlijk toegeven dat hij ook het liefste weg bleef van de winter.. maar hij had het bos er nog nooit over horen en of zien klagen. Voorzichtig stond hij op. Om de een of andere reden wilde hij niet te veel geluid maken. Hij raapte zijn rugzak op en plaatste deze op zijn rug. Hij liep naar het geluid toe. Het was nog steeds niet gestopt. En het bleef ritmisch aanhouden. Het was een doelbewust geluid. Het was zelfs een egoïstisch geluid. Dit geluid hield geen enkele rekening met alle andere geluiden, die eventueel ook gehoord wilden worden. Hij kneep zijn ogen hard dicht toen hij een harder geluid hoorde. Hij kneep zijn vuisten dicht. Ze trilden. In een golf hoorde hij geritsel en gefladder boven zijn hoofd.. weg.. van het geluid. Na een diepe zucht plaatste hij zijn rechter voet naar voren. Hij wilde zelf eigenlijk ook weg gaan van het geluid. Maar hij had onthouden wat hij had geleerd van het avontuur met Maximan. De natuur doet wat het wilt. Het gaat naar plaatsen.. zelfs als het gevaarlijk is. En het blijft doorzetten.. zo lang als dat het nodig is.. om te komen waar het wilde komen. En dat ging hij zelf nu ook doen. Een aardbeving koos niet de beste plek voor een beving. Een orkaan gaat en staat waar het wilt. En een vloedgolf kan overal tegen op. Een stuk meer vastberaden liep hij verder naar het geluid. Totdat hij bij de bosrand aan kwam. Een bosrand die hij niet herkende. Het was te vroeg. Zo hard had hij niet gelopen.. Hij keek om zich heen. Hij zag mensen.. met bijlen. Ze waren de bomen om aan het hakken. Hij zag voertuigen.. die de boomstammen op stapelde. Dat waren huizen. Dat waren families. Dat waren herinneringen. Het was iets.. waar de mensen geen recht over hadden! Hij was blij nu, dat hij niet suf was. Maar somber om het aanzicht. Het was een slachtveld. Hij keek pijnlijk toe hoe een aantal van de mensen zakken op hun rug droegen. Bewegende zakken. Hij wilde er niet aan denken.. wat ze daarmee gingen doen.
Het was tijd.
Hij liet Tove uit haar ball komen. Hij keek haar strak aan. Nog nooit had hij zo serieus naar iemand gekeken. Ze schrok er van. Ze wierp een bezorgde blik naar haar trainer. Hijzelf.. keerde zijn blik naar de bosrand. Tove volgde haar blik. Ze hield haar klauw voor haar mond. Verschrikkelijk. Hij hoefde niks te vertellen. Ze wist hoe belangrijk het allemaal voor hem was. “Beschermt ik, alsen het nodelig zijn.” Hij zuchtte nogmaals diep.. Een onstuitbare kracht van de natuur. Dat moest hij zich in zijn hoofd halen. Tijd voor een nieuw persoon. Hij was niet meer Fidger. Hij was.. net zo mysterieus als de winter, zo fel als de zomer, zo geduldig als de herfst en zo volhardend als de lente. Hij stapte van de bosrand weg. De open plek op, die de mensen hadden gecreëerd. “Stop.” Zei hij kalm, maar hoorbaar. Enkelingen keken om naar de jongen. Maar na één blik keerde ze hun blikken weer, en gingen door met werken. “Stop!” Zei hij nog steeds kalm, maar passievol. Het grootste deel van de mensen keken nu om. Een belangrijk uitziend persoon stapte op hem af en zei: “Luister, als je de weg niet terug naar huis kunt vinden, dan helpen we je wel hoor.” Zijn blik veranderde niet. Hij keek de man aan met zijn zuiver blauwe ogen. Hij was.. vastberaden. “Het einde-igt hier.” Zei hij kordaat. “Luister jongen, we gaan hier niet stoppen gewoon omdat jij het zegt. Dus we gaan weer aan het werk. Er zijn nog genoeg bomen die je kunt knuffelen. Ga daar maar uithuilen ofzo.” De man keerde zijn rug en liep weg, terug naar de vrouw met blauwdrukken. “Nu.” Fluisterde hij toen rustig.
Er was een brul te horen vanuit het bos, die angstaanjagend genoeg was om geschrokken gezichten te schilderen op die van de werkers. Wat vogelpokemon vlogen hun bomen uit. Voor een seconden was het stil.. totdat er boven de bosrand een Dragonite tevoorschijn kwam. Zo snel als ze ooit gevlogen had stoof ze op de mensen met bijlen af. Die sloeg ze stuk voor stuk uit hun handen. De zakken met Pokémon sneed ze open met haar vleugels. Zodra die de grond raakten, spurtte de beestjes weg. “Hey stop dat!” Tove hing in de lucht. Haar blik nu op de man gericht. Zodra hij dat door kreeg, kon hij van angst niet meer bewegen. “Nee.. niet doen..” Jammerde hij. Maar het was al te laat. Met een duikvlucht stoof ze op de man af. Nog een laatste brul was te horen voordat ze.. over hem heen vloog en de auto’s aan gort sloeg met haar Aqua Tail aanval. Genoeg reden voor iedereen om te vluchten. Binnen een tijd van twee minuten was Sven nog het enige mens dat hier te zien was. Onder een nieuwe naam.. Tove daalde naast hem. Ze keken uit over het slagveld. Het werd tijd om zaden te strooien.