De deur kraakte lichtjes toen Hapu deze openzwaaide. De scharnieren protesteerden wat luider met een piepend geluid en de deur bleef tot overmaat van ramp nog niet op dezelfde plek hangen ook en kwam als een dreigende schaduw weer terug. Haar borstelige wenkbrauwen kwamen weer naar beneden toen ze keek naar het gevaarte. Met een handschoen gaf ze de deur weer een duwtje, waarna ze omkeek naar haar trouwe Mudbray, wie achter haar stond. “Aramis, hier moet nog véél gebeuren,” besloot ze meteen demonstratief, waarna ze de deur simpelweg nog een harde duw gaf. Aramis gaf een licht sprongetje toen deze tegen de muur aan klapte, een gat in het hout makende. Haar wenkbrauwen iets optrekkend keek Hapu er langsheen, het nieuw gevormde gat in de ter grote van een deurklink in het behang bestuderend. “Daar kan wel een schilderij, of we behangen opnieuw,” besloot ze dan maar. Er moest hier nog zoveel geklust worden, dat kon er ook wel bij. Aramis had zijn oren iets naar achteren gelegd, zijn trainster wat wantrouwig aankijkend. Maar gelukkig wist de Mudbray beter dan te protesteren. Misschien moest ze ook maar een nieuwe plank voor timmeren, of er een totaal nieuwe muur in zetten. Als het hout zo makkelijk brak zou er wel houtrot in zitten. Een beetje in zichzelf mompelend schudde Hapu haar hoofd, waarna ze de ietwat groezelige keuken betrad. Voordat ze hier introk zou ze nog een flinke klus hebben aan schoonmaken. Arceus mocht weten hoeveel ongedierte hier stiekem al leefde, al leek het op het eerste aanzicht mee te vallen. Aramis stapte braaf achter haar aan, boodschappen tassen op zijn rug dragend met melk, eieren en andere levensmiddelen waarvan Hapu vond dat een koelkast mee gevuld moest zijn. “Dank je voor het dragen maatje,” zei ze, terwijl ze de Mudbray zachtjes over zijn fluwelen neus streelde. Eén van haar dromen was om hem ooit te evolueren naar een Mudsdale, dan zou hij echt nuttig zijn om hier te helpen. Maar voor nu, aangezien ze geen trainer was, ging het traag. Misschien als hij zelf ook hard mee zou werken op het land zou het beter gaan. In ieder geval kende het paardje Rototiller, wat heel erg hielp bij het ploegen. Voor de rest moesten ze het nog maar even letterlijk zien te rooien. “Ara, wil je wat water?” zei het klein gebouwde meisje terwijl ze naar de kraan liep en deze omdraaide. De Mudbray kwam al hinnikend haar kant op, blij met het idee. Maar er liep geen water uit de kraan. Afgesloten? Een chagrijnige zucht verliet Hapu’s mond. Het leek wel alsof Murphy’s law in werking getreden was. Tijd om maar even aan de telefoon te hangen dan.
Geërgerd draaide ze het nummer van de instantie die als het goed is deze boerderij van water had moeten voorzien. Ze luisterde naar het oh zo intrigerende liedje van de wacht en keek even naar Aramis. “Ik had bijna alvast-” begon ze, maar toen klonk een stem aan de andere kant. “Ja, met Hapu Kekoa,” zei het meisje, ”Ik woon aan de Santalune Boerderij en heb geen water, zou u me kunnen uitleggen waarom dit het geval is?” Ze kon het niet nalaten om haar irritatie in haar stem te laten. Ze was altijd al te eerlijk geweest, ze kon dit gewoon weg niet verbergen. Een belofte werd gemaakt aan de andere kant en dat dit vandaag nog opgelost zou worden, dus daar moest Hapu ermee doen. Ze aaide Aramis eventjes over zijn dikke manen. “Sorry maatje,” mompelde ze tegen de Mudbray, waarna ze zich weer afwendde van de telefoon. “We kunnen de rest anders wel op het land halen. Dat zag er wel goed uit.” En met die woorden verliet ze de keuken weer. De boodschappen kon ze zo wel in de koelkast plaatsen immers. Het zou niet meteen verrotten, of wel dan? Een frisse wind woei in haar gezicht terwijl ze de buitendeur opende, nadat ze meerdere hallen doorgelopen was. Het was hier veel te groot voor haar. Ze moest nog eens een keer kijken hoe ze dit anders ging doen. Hier alleen gaan wonen zou uiteindelijk ook wel eenzaam worden. Maar op z’n minst was het land goed onderhouden. Of tenminste, het was goed genoeg voor haar eigen Pokémon. Je zag het wel vaker met oude mensen, een fixatie op een bepaald gebied en dan het resterende lieten ze versmeren. Zou dat komen omdat ze dan gewoon weg te weinig tijd en/of middelen hadden het te onderhouden? Hapu kon hier uren over filosoferen, maar besloot dit toch maar te laten. Ze had immers betere dingen te doen. Het hek zag er robuust en stevig uit, in ieder geval sterk genoeg om de hoorns van Moolligan tegen te houden als hij weer eens vervelend deed. Eigenlijk had ze nog Pokémon nodig om de dieren te hoeden, maar ze had zoveel nodig. Eerst maar rustig insettlen en dus ook maar even geduldig wachten tot ze een litter zou fokken. Ze wilde zoveel maar had zo weinig middelen, ze voelde zichzelf bijna bejaard. Met zelfverzekerde bewegingen klom ze het hek op. Ze was dit zo enorm gewend om te doen van thuis, dat ze haar hand hier niet meer voor omdraaide. Eerst de ene voet op de plank en dan de volgende en dan jezelf eroverheen zwaaien, Hapu was er expert in. Het ietwat bevroren gras kraakte lichtjes onder haar voeren toen ze aan de andere kant van het houden hek weer neerkwam. Aramis balkte wat aan de andere kant van het hek en stak zijn neus erdoor. Hij wilde ook! Maar Hapu had besloten Moolligan en Godmoother eerst maar eventjes uit te laten razen. Ze hadden al lang genoeg opgesloten gezeten in hun Pokébal. Met een vloeiende beweging wierp ze de twee Pokéballen de lucht in, waarna de Tauros en de Miltank verschenen, ietwat verbijsterd door de nieuwe omgeving. Moolligan loeide al meteen luid en schraapte zijn hoef wat over de grond heen. Ondanks dit haantjes gedrag, wist Hapu wel dat hij het stiekem naar zijn zin had. Dit veld was een stuk groter. Rustig aaide ze de dieren over hun neuzen, waarna ze weer terug op het hek klom en erop ging zitten, kijkend naar hoe de twee Pokémon een beetje begonnen te scharrelen. Goed om te zien dat ze het hier goed hadden.