“Was dit nou echt nodig?” mopperde Cooper, die voorzichtig een aantal pleisters op zijn hand plakte. Vanuit zijn ooghoeken keek hij naar zijn Pachirisu, die er absoluut geen spijt van scheen te hebben dat hij zijn trainer zojuist in zijn hand had gebeten. Hij gaf het niet graag toe, maar het gedrag van zijn Pachirisu begon hem te frustreren. Natuurlijk had hij geweten dat zijn Pachirisu hem aanvankelijk niet zou hebben gemogen. Sterker nog, hij had het zelfs verwacht om gebeten te worden, want dat was tenslotte een van de dingen die de Pachirisu tijdens hun eerste had gedaan. Cooper had gehoopt dat zijn Pachirisu wat meer op zou warmen als hij hem al wat langer had, maar tot nu toe had hij nog niet bepaald veel vordering geboekt. Op sommige dagen leek het wat beter te gaan – voornamelijk dagen waarop hij zijn Pachirisu zo veel mogelijk met rust liet – maar op dagen zoals deze kreeg hij het gevoel alsof hij beter af was geweest als hij de Pokémon niet had gevangen. Dat waren hem vast een boel schokken en beten bespaard gebleven. Opgeven, echter, was iets dat hij nog lang niet van plan was. Nou ja, in ieder geval niet als het om Jeep ging.
Tevreden over zijn geïmproviseerde verband, besloot Cooper dat het tijd was om de bron van het probleem aan te pakken. De enige vraag was nu nog hoe. Alhoewel hij zijn Pachirisu al meerdere keren nadrukkelijk had verteld dat hij het simpelweg niet zou tolereren, had die methode tot nu toe nog niet gewerkt. Cooper haalde diep adem. Als het opvoeden van kinderen even moeilijk was als het opvoeden van Pokémon, dan wilde hij nooit kinderen krijgen. De enige troost was dat hij het waarschijnlijk minder slecht zou doen dan zijn eigen vader, maar dat was niet bepaald iets om trots op te zijn, aangezien je behoorlijk diep moest zakken om dat niveau te kunnen behalen. Als hij zijn vader was geweest, dan zou hij zijn Pachirisu waarschijnlijk naar zijn kamer toe hebben gestuurd. Cooper had echt het idee dat het niet zou werken om dat te doen, aangezien zijn Pachirisu de Pokéball prefereerde boven zijn gezelschap. Ah, was de oplossing dan eigenlijk niet logisch? Moest hij zijn Pachirisu straffen door hem te dwingen om meer tijd met hem te besteden? Haah… Wel, ironisch genoeg was dat iets dat zijn vader ook zou kunnen doen om
hem te straffen.
Cooper moest toegeven dat de beet niet volledig de schuld van zijn Pachirisu was. Een beet was misschien nog steeds een nogal overdreven reactie geweest, maar… ergens kon hij het de Pachirisu niet helemaal kwalijk nemen dat hij zo gereageerd had. Cooper was druk bezig geweest met het borstelen van de staart van zijn Pachirisu, toen hij per ongeluk ietsje was uitgeschoten, wat voor zijn Pachirisu waarschijnlijk aan zou moeten hebben gevoeld alsof al zijn staartharen er in één keer uit werden getrokken. Alhoewel hij natuurlijk de persoon was die was uitgeschoten, was het niet helemaal zijn schuld geweest. Sure, hij zou de schuldige zijn als hij het expres had gedaan, maar dat was deze keer niet het geval. Nee. Hij was geschrokken. Niet omdat hij een spin had gezien, of iets anders waar ieder ander normaal persoon ook van geschrokken zou zijn, maar omdat zijn Holocaster aan had gegeven dat hij een nieuw bericht had. Berichten op zich waren natuurlijk ook nog niet eng, maar het was dan natuurlijk ook de inhoud van het bericht die hem had laten schrikken. Het was niet eens een gewoon bericht, nee, het was een ingesproken bericht.
Cooper had zijn Holocaster er bij, nog steeds niet gelovend wat het bericht hem had verteld.
“Hey, Coops. Ik weet dat je heel erg druk bent, maar zou je vanavond thuis kunnen komen eten? Het is een erg belangrijk diner voor het bedrijf – voor je vader – en we hebben je echt nodig. Wees een brave jongen, okay? Ik hou van je!” zei de stem van zijn moeder nogmaals. Cooper vloekte luid. Van alle berichten die hij had verwacht, was dit een van de berichten waarvan hij gehoopt dat ze het niet zouden zijn. Hij wilde niet naar huis terug gaan, en al helemaal niet voor een of ander stom etentje. Dat soort dingen konden ze makkelijk af zonder hem. Gefrustreerd schopte Cooper tegen de poot van zijn bed aan, waar hij vrijwel direct spijt van kreeg. Tranen van pijn sprongen in zijn ogen terwijl hij met zijn pijnlijke voet opgeheven door de hotelkamer heen hinkelde. Cooper hoorde zijn Pachirisu aan de andere kant van de kamer lachen. Haha, wat leuk. Fijn dat tenminste iemand die de situatie grappig vond.
Ondanks dat hij zichzelf voor had genomen om Shalour City te verlaten direct nadat hij de badge had behaald, en om vervolgens voor een lange tijd niet meer terug de gaan naar die stad, had hij zich daar niet aan gehouden – iets waar hij nu al enorm veel spijt van had. Hij had zijn moeder niet eens gedag gezegd voordat hij weer op pad ging met de achterliggende gedachte dat hij zo zijn vader zou kunnen ontwijken, maar zelfs dat was het niet gelukt. Nee, zijn vader hoefde niet te weten wanneer hij de stad weer zou verlaten. Het interesseerde hem niet dat Cooper een badge had behaald. Het enige wat hem interesseerde, was dat Cooper zo snel mogelijk klaar was met buiten spelen. Buiten spelen? Ja, buiten spelen, want zijn vader zag Cooper’s trainers carrière – okay, zo zou hij het zelf eigenlijk ook niet noemen, maar dat was niet het punt – als niets meer dan een klein avontuurtje dat hij zijn zoon had geschonken voordat hij terug in het gareel moest. Ja, zijn vader zou zichzelf zelfs liefdadig noemen. Hij had Cooper al veel eerder kunnen dwingen om eindelijk eens een steentje bij te dragen, maar had hij dat gedaan? Nee. Zijn vader was een
vrijgevig man, zoals hij het zelf noemde. Maar niet heus. Het enige positieve was dat hij nu in ieder geval de kans zou krijgen om zijn moeder fatsoenlijk gedag te zeggen.
Als de brave zoon die hij meestal was, stond Cooper dan ook rond een uur of 7 netjes voor de poort van hun landhuis. Een hele reis was het geweest. Hij had geen moeite gedaan om zich al om te kleden, want al zijn kleding die beschouwd zou kunnen worden als perfect voor een of ander bullshit familie etentje, bevond zich in zijn kledingkast. Een paar seconden lang staarde hij naar de intercom, voordat hij op het knopje drukte. Een paar seconden gingen voorbij, voordat hij begroet werd door dezelfde stem die hij de vorige keer had gehoord.
“Huize Brimstone – wat is uw reden van bezoek?” vroeg de vrouwenstem.
“Ik kom om beledigd te worden tijdens het avondeten,” antwoordde Cooper. Er viel een stilte van een paar seconden, voordat de vrouw opnieuw sprak.
“Sorry – dat kreeg ik niet helemaal mee. Zou u dat kunnen herhalen?” vroeg de stem. Cooper snoof teleurgesteld.
“Cooper Brimstone, ik ben hier voor het avondeten,” antwoordde hij deze keer. Er gingen opnieuw een paar seconden voorbij, voordat de vrouw weer een antwoord gaf.
“Kom binnen! Uw ouders wachten al op u!” kraakte de intercom. Een luide zoemer klonk, en de poorthekken gingen met een luid gekraak open. Blijkbaar hadden ze nog steeds niets aan de scharnieren gedaan.
Hij marcheerde over het tuinpad heen, draaide zich toen om en liep een extra rondje over het gras heen puur om hun huidige tuinman te irriteren, waarna hij regelrecht naar het huis toe liep.
“Ah, wacht,” zei Cooper, die halverwege het pad tot stilstand kwam.
“Jetpack, vind je het heel erg als ik je in je Pokéball doe voor nu? Vader zal vast meteen beginnen te schreeuwen als hij je aan tafel ziet zitten straks, en dat wil ik liever vermijden,” sprak hij tegen de roze Pokémon die zich bovenop zijn hoofd bevond. Hij haalde de Hoppip er voorzichtig vanaf om haar aan te kunnen kijken. Ze keek bezorgd, waardoor Cooper zijn Pokémon gerust probeerde te stellen met een glimlach.
“Geen zorgen! Er zijn andere mensen bij. Zo erg kan het vast niet zijn, okay? We gaan alleen maar even wat eten, en dan zijn we weer foetsie! Hoe veel kan er nou fout gaan?” vroeg hij aan zijn Pokémon. Veel. Veel kon er fout gaan. Ze leek niet erg onder de indruk van wat hij had gezegd, maar knikte alsnog, want Cooper zou nog verder van huis af zijn als hij al in de problemen zou komen voordat hij daadwerkelijk iets gedaan had.
“Dank je,” prevelde hij, waarna hij zijn Hoppip terug liet keren in haar Pokéball.
Hij haalde zijn Pokéballs van zijn riem af, en stopte ze netjes weg in zijn rugzak. Hij twijfelde kort toen hij de bal van zijn Hoppip er ook in wilde stoppen, maar besloot uiteindelijk om deze maar in zijn zak te proppen – de bal was klein genoeg om er voor te zorgen dat hij voor nu niet al te zichtbaar was. Hij moest zich natuurlijk nog omkleden, maar dan zou hij wel weer zien wat hij zou doen. Een paar meter voor het huis werd hij begroet door een bekend gezicht – dezelfde jonge vrouw die hem de vorige keer binnen had gehaald. Haar naam schoot hem niet direct te binnen, maar aan haar verontschuldigende glimlach te zien was zij hun vorige ontmoeting in ieder geval niet vergeten.
“Goedenavond, jongeheer Brimstone!” begroette ze hem, duidelijk in een poging om haar vorige blunder goed te maken. Cooper beantwoordde haar begroeting met een glimlach. Het was fijn om voor de verandering eens netjes aan te worden gesproken.
“Zowel uw ouders als de gasten – de Scottman broers – zijn al aanwezig, ze wachten op het moment in de eetzaal tot u arriveert,” sprak ze terwijl hij naar binnen ging. Cooper knikte. Shit, hij was dus te laat? Normaal gesproken duurde het altijd eeuwen voordat de gasten arriveerden. Wel, hij wist nu in ieder geval de naam van hun gasten.
“Bedankt,” zei Cooper terwijl hij zijn jas uittrok. “Ik moet me nog even omkleden, zeg maar dat ik er over vijf minuten ben.” De vrouw pakte zijn jas aan, waarna ze gehoorzaam knikte. Goed, omkleden was wat hij nu moest doen, en snel ook. Hij beklom snel de trap aan het eind van de hal naar boven, om hierbij in het proces een paar keer bijna over zijn eigen voeten te struikelen, waarna hij zich zo snel mogelijk naar zijn kamer toe begaf. Elke minuut die hij nu later zou zijn, zou een minuut zijn waarin zijn vader langer zou kunnen klagen over wat voor slechte zoon hij wel niet was. Dat, of erger. Hij wist ergens een donker blauwe colbert van tevoorschijn te halen, waar hij een wit overhemd onder aan trok. Ook had hij een nieuwe, vers gestreken broek die bij zijn colbert paste aangetrokken, zodat zijn kleding in ieder geval een klein beetje met elkaar leek te matchen. Een donker rode stropdas maakte het geheel af. Het was waarschijnlijk verre van perfect aangezien hij zichzelf deze keer aan had moeten kleden, maar voor nu zou het maar moeten doen. Hij was toch al te laat, dus kritiek over zijn kleding keuze kon er ook nog wel bij. Na kort getwijfeld te hebben stopte hij de Pokéball van zijn Hoppip weer in zijn broekzak, en hees hij zijn rugzak weer over zijn schouder heen. Als hij zo binnen zou komen gelopen, dan leek het in ieder geval alsof hij zich niet nog om had moeten kleden.
Cooper haastte zich weer naar beneden, recht naar de eetzaal toe. De deur zat gelukkig dicht, dus niemand had gelukkig gezien hoe hij aan was komen rennen. Okay, hier ging hij dan. Cooper plakte een glimlach op zijn gezicht, klopte tweemaal op de deur, en opende hem vervolgens. En inderdaad, daar zaten ze al. Zowel zijn ouders als twee behoorlijk jong uitziende mannen zaten aan de tafel, genietend van een glas wijn.
“Sorry dat ik te laat ben – ik werd opgehouden door iets,” verontschuldigde Cooper zichzelf met een kleine buiging. Het viertal keek op van de tafel, alsof ze verbaasd waren dat hij überhaupt op was komen dagen.
“Werd je soms opgehouden door een of ander pleister monster?” vroeg Cooper’s vader. Verward keek Cooper zijn vader aan, die vervolgens een knikje naar zijn handen gaf.
“Had je niet op zijn minst iets van verband kunnen gebruiken, zoals normale mensen doen?” vroeg hij. Zonder iets terug te zeggen ging Cooper aan tafel zitten. Het eerste mes was in zijn rug gestoken. Mooi, de eerste was tenminste achter de rug. Jammer genoeg was het daardoor niet zo dat de rest minder pijn zou doen. Zijn vader had eigenlijk niets om over te klagen, hij was ten slotte helemaal vanuit Lumiose City gekomen.
Voordat zijn vader een opmerking zou kunnen maken over nog iets anders dat hij fout had gedaan, verbrak zijn moeder het moment door in haar handen te klappen.
“Nu we er allemaal zijn kunnen we aan het diner beginnen, niet?” zei ze. Cooper knikte instemmend. Eten, dat was waar hij voor was gekomen. Even zijn gezicht laten zien, misschien een klein complimentje maken over hoe fantastisch het bedrijf van hun gasten wel niet was, of wat voor goede investering ze wel niet zouden doen, je weet wel, het gebruikelijke. Haar moeder klapte nogmaals in haar handen, waarna een van hun stafleden haastig binnen kwam gelopen.
“Serveer het diner,” beval ze. De jongen die zojuist door de deur was gekomen maakte een kleine buiging, waarna hij de eetzaal weer verliet en naar de keuken toe snelde.
“Dus – Cooper was het? – je moeder vertelde ons net over je, ehm, hobby,” sprak de blonde, en zo te zien oudste, broer hem plotseling aan. Cooper knipperde verbaasd met zijn ogen. Zijn wat?
“Je bent een Pokémon trainer, hoorde ik?” vroeg hij. Als Cooper bezig was geweest met het drinken van iets, dan had hij dat nu waarschijnlijk uitgespuugd.
Cooper’s blik schoot naar zijn vader, die keek alsof hij zojuist iets vies had geroken. Hij zei niets, dus Cooper ging er voor nu van uit dat het veilig zou zijn om te praten.
“Ja… Dat klopt,” antwoordde Cooper langzaam. Hij vroeg zich af waar dit gesprek naar toe zou gaan. Was dit een nieuwe handelsstrategie?
“Ik hoorde net van je moeder dat je al twee badges hebt,” zei de blonde broer nu. Cooper knikte, maar gaf verder geen antwoord, want op dat moment werd het eten naar binnen gebracht. Een bord risotto met champignons en allumettes gefrituurde rode biet werd hem voorgeschoteld. Het was hem tot nu toe altijd geleerd dat hij zijn best moest doen om directe vragen van eventuele handelspartners te ontwijken, of om ze een gesloten antwoord te geven. Het was één groot toneelstuk, waarin hij de rol speelde van de voorbeeldige zoon. Hij paaide de handelspartners van zijn ouders in met een vriendelijke glimlach en met de voorbeeldige manieren die hij buiten het huis nooit scheen te hebben.
“Eet smakelijk,” prevelde hij, voordat hij begon waar hij voor gekomen was: eten.
Cooper wilde net een hap in zijn mond stoppen, toen hij opnieuw een vraag kreeg.
“En de derde gym?” vroeg de bruinharige broer. Ah, wat was het met al die vragen? De gasten wilden normaalgesproken nooit meer van hem weten behalve of hij al een vriendinnetje had. Cooper keek naar zijn vader, die met zijn hand gebaarde dat zijn zoon door moest praten. Cooper trok zijn wenkbrauwen op in verbazing. Wel, dat was ook nieuw. Als zijn vader wilde dat hij er over zou praten, dan zou hij dat doen ook.
”Ik heb eerlijk gezegd gisteren de derde badge weten te behalen,” gaf Cooper toe. Hij begon automatisch te grijnzen van trots.
”Het was niet echt makkelijk, het was extreem moeilijk zelfs, maar Jeep, Rocket en Dirigible hebben echt hun uiterste gegeven, waardoor het ons uiteindelijk is gelukt,” vertelde hij. De man knikte begrijpend, alsof hij daadwerkelijk geïnteresseerd was in wat Cooper te vertellen had. Hij wilde bijna zelfvoldaan grijnzen naar zijn vader, toen hij zich bedacht dat dit waarschijnlijk een bijzonder slecht idee zou zijn. Het was natuurlijk nog steeds zijn vader waar ze het over hadden. Zijn vader had het echter mis gehad; mensen waren wel degelijk geïnteresseerd in de dingen die hij te vertellen had. Niet in de neppe verhaaltjes die hij altijd vertelde, maar in de dingen die hij
echt mee had gemaakt.
Tevreden stopte hij zijn eerste hap risotto in zijn mond. Hij mocht die Scottman broers wel. Hij had nooit veel op met de gasten die ze over de vloer kregen – zelfs niet met hun kinderen, die zich meestal al even erg verveelden als hij zelf – maar dit tweetal was een uitzondering. Ah, wel, mogen was eigenlijk ook nog steeds een groot woord. Ze hadden er nog steeds voor gezorgd dat hij terug naar huis moest komen, wat hij in de eerste instantie al niet had gewild. Hij kon ze uitstaan, dat was het correcte woord om zijn gevoelens te beschrijven. Terwijl hij genoot van de risotto – het smaakte absoluut fantastisch – ging het gesprek gelukkig over op iets anders. Wetende dat zijn mening toch niet gevraagd zou worden, deed Cooper niet eens een poging om te luisteren naar wat er gezegd werd. Hem naar zijn mening vragen naar iets dat met zaken te maken had? Nee, dat durfde zijn vader voor nu nog niet aan. Uiteindelijk zou het vast wel gebeuren – heck, dat was eigenlijk de hele bedoeling van het hele ‘doe wat ik zeg en word mijn persoonlijke assistent als je eenmaal 18 bent’ gebeuren. Voor nu was hij echter nog 17, en was hij dus nog veilig. Zolang hij nog veilig was voor het moeten hebben van een mening, zou hij daar van genieten ook.
“Cooper, om terug te komen op dat gymgevecht van jou,” zei de oudere, blonde broer plotseling. Cooper verslikte zich bijna in de slok drinken die hij zojuist had genomen. Tranen prikten in zijn ogen terwijl hij met al zijn macht probeerde om de inhoud van zijn mond niet over het tafelkleed te verspreiden.
“J-ja?” bracht hij met behoorlijk wat moeite uit nadat hij het eindelijk voor elkaar had gekregen om de rest van zijn mondinhoud door te slikken.
“Zou dat gymgevecht niet heel wat makkelijker zijn geweest als je wat… hulp had gehad?” vroeg hij. Cooper fronste, absoluut niet begrijpend wat hij bedoelde. Keurde de man zijn Pokémon af?
“Sorry, maar ik begrijp niet wat u bedoelt. Hulp?” vroeg Cooper voorzichtig. De jongere broer glimlachte.
“Iets dat je Pokémon zeg maar… sterker maakt. Het is natuurlijk al heel knap van je dat je het zo voor elkaar hebt gekregen om de derde gym te verslaan, maar zou het niet veel fijner zijn als je er minder moeite voor hoefde te doen?” vroeg hij. Cooper keek de man aan, maar gaf geen antwoord op de vraag. Het klonk bijna alsof de man hem vroeg om vals te spelen, maar dat kon vast niet het geval zijn.
“Elke tegenstander aan kunnen zonder dat je er ook maar iets voor moet doen… Een enkel pilletje of spuitje, meer niet. Klinkt dat niet fantastisch, Cooper?” vroeg de oudere broer vervolgens. Nog net weerhield Cooper zichzelf er van om een gezicht te trekken.
“Is dat wel legaal?” vroeg Cooper, zonder oogcontact te verbreken.
“Cooper…” zei zijn vader waarschuwend. De broer keek hem een paar seconden aan, voordat hij het uitschaterde van het lachen. Cooper trok zijn wenkbrauwen op. Hij kon zich niet herinneren dat hij iets grappigs had gezegd.
“Het is natuurlijk niet alsof zoiets bestaat,” legde de jongere broer uit terwijl zijn oudere broer door lachte.
“Maar met behulp van jouw ouders, zou zoiets natuurlijk heel goed mogelijk kunnen worden. Het is een plan voor in de verre toekomst, natuurlijk, dat wel. We dachten alleen dat een sterke trainer zoals jij hier wel in geïnteresseerd zou zijn. Maak je voor nu maar geen zorgen.” Cooper snoof ongelovig, wat de jongere broer net iets te goed op had weten te pikken.
”Voor nu handelen we natuurlijk alleen nog maar in spul voor mensen, zoals je misschien wel-“ Een blik van zijn vader zorgde er voor dat de man zijn mond direct weer sloot. Blijkbaar had hij teveel gezegd.
Cooper’s frons keerde terug naar zijn voorhoofd, terwijl zijn blik omlaag gleed, naar zijn bord. Hij had er nog niet eens de helft van leeg. Spul voor mensen. Dat klonk absoluut niet alsof het eten of misschien zelfs wel kleding was, want dan hadden ze die term wel gewoon gebruikt. Hij was zich er absoluut van bewust dat hij bij lange na niet de slimste persoon was, maar hij wist heus nog wel hoeveel één plus één was. Het betekende dat zijn vader in drugs wilde handelen – of misschien al handelde. Dat was misschien niet de uitkomst van die som, maar dat was wel de conclusie die hij hier uit trok.
“Hoe dan ook,” begon de oudere broer voorzichtig weer.
”Voordat je aan kwam, verzekerde je vader ons er van dat je ons maar al te graag zou helpen met ons nieuwe project. We kijken er hoe dan ook naar uit om met jou en je Pokémon samen te werken, Cooper.” Zijn eigen naam klonk alsof het een of ander vies woord was. Ze hadden goede zaken gedaan. Dat was waarschijnlijk wat zijn vader straks tegen hem zou zeggen als hij er akkoord mee zou gaan. Was het eigenlijk wel iets waar hij wel of niet akkoord mee zou kunnen gaan? Het voelde alsof het niet zo was. Zijn vader… hij waarschijnlijk blij zijn als hij ja zou zeggen. Cooper haalde diep adem en glimlachte.
“Nee,” zei Cooper vastbesloten. Hij keek langzaam op van zijn bord, maar in plaats van dat hij naar de twee broers keek, keek hij recht naar zijn vader. Ah. Hier ging hij spijt van krijgen.
“Ik ben geen cheater, ik hou mij aan de regels.”“Ah, maar dit is toch geen kwestie van regels, dit is-” de oudere broer werd in zijn zin afgekapt door Cooper’s vader.
“Cooper,” zei hij langzaam. Zijn stem trilde niet, maar klonk kalm en beheerst, alsof hij het tegen een stout huisdier had.
“Kan ik je even spreken? Alleen?” Zijn vader glimlachte, maar dat zorgde er niet voor dat zijn vraag vriendelijker over kwam. Als het ook maar als iets over kwam, dan was het wel een dreigement. Cooper antwoordde niet, maar keek in plaats daar van naar de paar stukken rode biet die nog op zijn bord lagen. Een stilte volgde, die Cooper absoluut niet van plan was om te verbreken. Het voelde alsof er een eeuwigheid voorbij ging, voordat er eindelijk iemand was die weer iets durfde te zeggen.
“Ah, hebben jullie onze achtertuin al gezien? Er bloeit op het moment niet zoveel als normaal, maar hij is ’s nachts nog steeds prachtig om te zien!” klonk de stem van zijn moeder. Haar woorden dreunden nog een paar keer na, als vuiststompen in zijn maag. Zijn moeder, de enige die hem nog had kunnen redden, liet hem in de steek. Cooper keek op, zoekend naar de blik van zijn moeder, maar deze keek enkel naar hun gasten. Haar over elkaar heen geslagen handen trilden, alsof haar man de vraag zojuist aan haar had gesteld in plaats van aan haar zoon. Ah, wel, misschien was het wel door wat hij zelf had gezegd. Ze wisten allebei dat zijn vader een
cheater was, in alle mogelijke vormen van het woord. Dit was echter de eerste keer dat iemand het hardop had durven zeggen.
De Scottman’s schenen niet precies te snappen wat er gebeurde, maar accepteerden de uitnodiging, waarschijnlijk bang dat ze onbeleefd over zouden komen als ze het aanbod af zouden slaan. Cooper’s moeder was snel opgestaan van haar plaats, om de Scottman’s snel naar de tuin toe te kunnen begeleiden.
“Volgt u mij maar,” sprak ze met trillende stem. Haar hakken tikten naar de andere kant van de eetzaal, vanuit waar ze het paar waarschijnlijk naar de tuinen toe leidde. Cooper luisterde naar hoe de voetstappen zich langzaam aan van zich verwijderden, totdat de deur met een zachte klik dicht viel. Ze waren alleen. Het was weer stil in de kamer, op het geluid van de voetstappen van Cooper’s vader na, die langzaam dichterbij kwamen. De voetstappen stopten vlak achter hem, en eindigden met een lange, diepe zucht. Een enkele, harde pets tegen zijn achterhoofd om het gesprek mee te beginnen, precies zoals hij zijn vader kende.
“Jij ondankbaar joch,” zei zijn vader langzaam. Een rilling kroop over Cooper’s ruggengraat heen.
“Hoe durf je het om zoiets te zeggen in het bijzijn van gasten. Na al die jaren die ik voor je gezorgd heb – nee, al die jaren dat ik je de kans heb gegeven om te laten zien dat je mijn zorg waardig was, is dit hoe je mij bedankt? Ik ben zo gul geweest om je alles te laten doen wat je kleine, onnozele hartje je maar begeerde. Ik heb je dat belachelijke trainer gedoe laten doen, en dit is hoe je mij bedankt?” Cooper haalde diep adem.
“Vader, mijn Pokémon zijn niet zomaar-“ Een tweede tik tegen zijn achterhoofd legde Cooper het zwijgen op. Een ongehoorzame Growlithe, meer was hij op het moment niet voor zijn vader. Een ongehoorzame Growlithe die gecorrigeerd moest worden, hoeveel tikken dat ook kostte.
“Spreek me niet tegen als ik tegen je praat!” snauwde zijn vader.
“Dit gaat niet over je Pokémon! Heb je enig idee wie voor die dingen betaald heeft? Huh??? Ik dus! Ik betaal voor alles dat je hier ziet, inclusief dit zielige leventje dat jij denkt te hebben! Alles dat je hebt, dat heb je aan mij te denken! En het enige dat jij doet, is mijn een cheater noemen?” brieste hij vervolgens. Met elke tik die hij kreeg, werd de Growlithe ongeduldiger. De tikken zorgden er alleen maar voor dat hij zijn eigenaar wilde bijten. Pissig stond Cooper op, waarna hij zich woedend omdraaide naar zijn vader.
“Ik heb helemaal niets fout gedaan! Ik ben je eigendom niet!” gilde Cooper naar zijn vader. Zijn armen trilden, zijn handen jeukten. Hij hief zijn arm op, verlangend naar de klap die hij zijn vader wilde geven, maar liet hem weer hangen toen hij aan de consequenties dacht.
“De enige die tot nu toe dingen verkeerd heeft gedaan, bent u! U bent degene die andere vrouwen verkiest boven mijn moeder! U bent degene die-!“ Een harde klap in zijn gezicht zorgde er voor dat Cooper niet de kans kreeg om zijn zin af te maken. De twee kleine liefdesklapjes die zijn achterhoofd eerder had ontvangen, waren niets in vergelijking met deze klap. Met een luid gerinkel viel achterover op de tafel, hierbij het glas waar hij zojuist nog uit had gedronken brekend.
”Ik had je moeten laten aborteren toen het nog kon, samen met die verdomde slet van een moeder van je,” siste zijn vader. Er knapte iets. De glasscherven staken pijnlijk in zijn linker onderarm en rug terwijl hij overeind veerde en op zijn vader af sprong. Cooper probeerde zijn vader de tackelen, maar werd tegengehouden door een harde stomp in zijn maag. Tranen sprongen ogen en Cooper klapte dubbel van de pijn, waarna hij een harde trap in zijn zij kreeg. Met een doffe dreun viel hij op de grond. Zijn vader lachte.
”Is dat alles?” vroeg hij smalend.
”Ik had iets meer van je verwacht, maar blijkbaar kan je zelfs dat niet. Eigenlijk is alles aan je gewoon een teleurstelling,” verklaarde zijn vader, die zijn woorden onderstreepte door Cooper een volgende trap te geven.
Cooper’s broekzak trilde, de Pokéball die hij er in had gestopt bewoog, en ontvouwde zich uit zichzelf.
Jetpack. Cooper wilde naar zijn broekzak grijpen om zijn Pokémon te stoppen, maar een scherpe pijn in zijn onderarm zorgde er voor dat hij de beweging niet kon maken.
”Jetpack, nee!” riep Cooper nog, maar het was al te laat. Met een luide gil was de Hoppip uit haar Pokéball gesprongen, recht op de belager van haar trainer af. Als een vuurpijl ontplofte ze, een wolk van rood poeder strooiend over de belager van haar trainer. Hard beet ze in de arm van Cooper’s vader, die al luid vloekend woest met zijn arm begon te zwaaien in een poging om de Hoppip van zich af te krijgen. De Hoppip gaf haar trainer de tijd om weer overeind te krabbelen, maar meer dan dat zou het niet uit halen. Cooper’s vader rukte de Pokémon van zijn arm af, waarna hij haar op de grond smeet.
”Jij fucking Cloyster beest!” gilde Cooper’s vader. Hij spuwde op de Hoppip. Hard stampte hij met zijn voet op de Pokémon, haar half verpletterend met zijn hak.
”Is dit waar je zo trots op bent, Cooper? Dit afgrijslijke ding? Is dit waarom je denkt dat de regels van dit huis niet gelden voor jou?” bulderde hij.
Jetpack. Hij deed
Jetpack pijn. Een stomp of een schop ontvangen, daar had hij nog mee kunnen leven. Dat was zijn lichaam maar, daar kon hij weer van herstellen. Cooper was geen vechter. Het enige waar hij ooit goed in was geweest, was weg rennen. Het was het enige dat hij tot nu toe had kunnen doen. Het enige dat hij op dit moment ook
wilde doen. Maar nu zijn vader
Jetpack er bij betrokken had? Het was onvergeeflijk. Met een luide schreeuw stormde Cooper op zijn vader af, gedreven door adrenaline. Hij tackelede zijn vader, wist hem uit balans te brengen, maar hij wist het na een paar seconden al weer voor elkaar te krijgen om Cooper van zich af te duwen. De vuist van zijn vader kwam opnieuw neer in zijn gezicht, nog harder dan de vorige. Cooper proefde bloed – de ring van zijn vader had zijn lip gescheurd.
”Waag het eens om nog zoiets te flikken,” siste zijn vader. Een tweede stomp in zijn maag, en Cooper klapte opnieuw dubbel. Een tweede klap in zijn maag volgde, en Cooper liet zich op de grond zakken, vanuit waar hij zich hopelijk nog wat zou kunnen verdedigen tegen zijn vader.
Met dichtgeknepen ogen bereidde Cooper zich voor op de volgende klap, maar in plaats daar van klonk het laatste dat hij wel verwacht had om te horen; een luide brul. Een doffe dreun klonk, samen met een luide gil van zijn vader. Cooper kromp ineen bij het voelen van een aanraking op zijn schouder, maar toen bleek dat het geen klap van zijn vader was, durfde Cooper zijn ogen weer te openen. Het was de hand van zijn Infernape. Cooper begreep niet precies waarom, maar zijn vader lag op het moment op de grond, kreunend van de pijn. Cooper snapte niet precies waarom, maar wilde niet blijven om uit te vinden waarom. Rocket… had zijn Infernape dat gedaan? Cooper’s blik ging schichtig rond en bleef rusten op zijn tas bij de deur, waar hij zijn Hoppip naast zag liggen. De tas lag wagenwijd open, en de helft van de inhoud lag verspreid over de vloer, samen met de Pokéball van zijn Infernape. Had Jetpack dat gedaan? Dat moest haast wel, maar daar zou hij later nog wel achter komen. Voor nu wilde hij alleen maar weg, voordat zijn vader weer bij zinnen kwam. De Infernape wurmde zich voorzichtig onder de schouder van zijn trainer, waarna hij hem voorzichtig overeind probeerde te helpen. Cooper siste van de pijn. Zijn linker arm en rug voelden alsof ze in brand stonden, en de rest van zijn bovenlichaam voelde al niet veel beter aan.
”Mijn tas, mijn tas,” mompelde Cooper, die zich met behulp van zijn Pokémon naar de deuren van de eetzaal toe bewoog. Hij wilde de tas over zijn niet-gewonde arm heen hijsen, maar voordat hij dat kon doen, had zijn Infernape de tas al uit zijn handen gepakt en over zijn eigen schouder heen gehesen. De Hoppip had hij ook voorzichtig opgepakt.
”Waag het eens om ook maar een stap buiten die deur te zetten,” hoorde hij zijn vader kreunen. Cooper kromp ineen bij het horen van de stem. Zijn Pokémon leek het tegenovergestelde van bang, en liet zijn trainer voorzichtig los. De Infernape liet een dreigende grom horen, en ontblootte zijn tanden, die heel wat meer in hun mars hadden dan die van de Hoppip. De vuist van de Infernape begon vervolgens te gloeien, alsof hij klaar was voor een aanval – Mach Punch. Was dat wat hij net gedaan had? Dat moest haast wel. Cooper haalde diep adem, langzaam weer kalmerend. Het was okay. Rocket zou er voor zorgen dat het okay was. Iedereen zou hem beschermen. Zijn vader zou nog geen vinger naar hem uit kunnen steken als hij de Infernape bij zich had.
“Rocket,” zei Cooper zachtjes. De Pokémon keek om naar zijn trainer, die met zijn hoofd naar de deur wenkte. Voor nu ging hij het enige doen waar hij goed in was. Wegvluchten.