Bad seed rising
Welkom op
Pokémon Journey!

Heb je altijd al een Pokémon trainer, coördinator of breeder willen zijn? Of bewandel jij liever het gevaarlijke pad van een Team Rocket Grunt? Samen met andere leden schrijf jij het verhaal van jouw geheel eigen personage. Doorkruis regio's, vang je favoriete Pokémon en maak nieuwe vrienden onderweg. Laat het avontuur beginnen!
WELCOME, GUEST!
PLEASE Login OR Register.

Deel
 

 Bad seed rising

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden 
AuteurBericht
Cooper Brimstone
Member
Cooper Brimstone
Punten : 370
Gender : Male ♂
Age : 20
Type : Trainer
Regions : Hoenn en Kalos
Icon : Hoppip
https://pokemon-journey.actieforum.com/t1469-cooper-brimstone https://pokemon-journey.actieforum.com/t1470-cooper-s-dex

Bad seed rising Empty
BerichtOnderwerp: Bad seed rising   Bad seed rising Emptywo sep 23, 2015 10:55 pm

even if the day we hope for
doesn't     come
I'll sing until this sky clears up
“Kijk uit voor die ball!” Was wat hij hoorde, maar de harde smak in zijn gezicht was wat hem daadwerkelijk liet voelen dat hij, inderdaad, uit had moeten kijken voor een bal. Misschien was het ook verstandiger geweest als hij had gebukt, of eventueel een stapje opzij had gedaan in plaats van dat hij zich had omgedraaid naar de persoon die naar hem had geroepen. In plaats daar van had hij nu helaas een grote, rode plek op zijn wang, die aanvoelde alsof zijn voormalige Croagunk hem zojuist had geprobeerd om hem een high five te geven, maar duidelijk had gemist. Ah, wat hoopte hij toch dat de persoon die zijn Croagunk had gewonnen met armpje drukken nu dood ging van de pijn die de high five van zijn Croagunk voortbracht. Fronsend raapte hij een Pokéball op van de grond. Ah, dus dát was de boosdoener geweest. Een luid, bulderend gelach klonk naast hem – zijn Monferno vond het blijkbaar hilarisch dat zijn trainer was geraakt door iets simpels als een Pokéball. Dat Cooper degene was die meestal behoorlijk hard met Pokéballs smeet, deed de zaak waarschijnlijk weinig goeds. “Aahh! Sorry, meneer! We dachten dat u een Monferno was!” verontschuldigde het jongetje dat naar hem toe was gerend zich. Ah, dus hij was de boosdoener geweest! Wacht – het jongetje had gedacht dat hij een Monferno was? Terwijl er een echte, levende Monferno recht naast hem stond? Hoe.

“Hmpf!” snoof Cooper hooghartig. Geïrriteerd overhandigde hij de Pokéball. “Typisch iets voor de jeugd van tegenwoordig! Kunnen niet eens een mens onderscheiden van een Pokémon!” zei hij, negerend dat hij zijn eigen Pokémon ooit voor een Charmander aan had gezien toen deze nog een Chimchar was geweest. Zijn opmerking viel echter niet bepaald in de smaak bij de jongen, want deze trapte zonder waarschuwing tegen Cooper’s scheenbeen aan, waarna hij zijn tong uitstak en terug naar zijn vrienden rende. “Auw!” jammerde Cooper, die met zijn pijnlijke been in de lucht gehesen rond hupte. Sheesh. Wat was hij op het moment toch blij dat hij geen broertjes of zusjes had. “Stop met lachen, anders gooi ik er ook een in jouw gezicht,” dreigde Cooper, die zich onderhand begon te irriteren aan zijn Monferno, die hem de in de afgelopen paar minuten non-stop uit had zitten lachen. Ah… Hij zou wensen dat hij een Ice Type Pokémon had, want een ice pack voor op zijn wang was nu absoluut welkom. In plaats van iets kouds, gleed iets anders dat nat was over zijn wang heen – zijn Hoppip, die zich al die tijd op zijn schouder had bevonden, likte liefkozend over zijn pijnlijke wang heen, alsof ze zijn boeboe weg wilde kussen.

“Aw, Jetpack. Tenminste iemand hier die om mij geeft,” zei Cooper, die zijn Monferno een semi-kwade blik schonk terwijl hij zijn Hoppip dankbaar aaide. “Hoe dan ook, laten we verder gaan met waar we mee bezig waren,” zei Cooper. Voorbereidingen voor de tweede gym, dat was waar ze mee bezig waren geweest. Alhoewel het voelde alsof er nauwelijks tijd was verstreken sinds ze de eerste gym hadden uitgedaagd, werd het met de dag duidelijker dat hij zijn tijd verspilde door zijn Pokémon niet te trainen. Sure, in theorie had hij alle tijd van de wereld, maar in de praktijk? Wel, in de praktijk had hij nog nauwelijks iets bereikt, wat hem langzaam aan begon te frustreren. Hij hoefde natuurlijk geen vooruitgang te boeken. Nee, Cooper was een van die mensen die de luxe had om zelf te kunnen kiezen wanneer hij iets wel of niet deed. Er was eigenlijk geen enkele reden waarom hij niet het komende jaar zou kunnen besteden aan het eten van snoep terwijl hij de gym challenge op een laag pitje zette. Het was alleen, wel, het gevoel van stilstand. Alleen maar snoep eten zonder er iets voor te hoeven doen werd saai. Het smaakte dan ook duizendmaal beter als hij er daadwerkelijk iets voor deed.

“De volgende gym is een, uh…” Ja, wat was het eigenlijk voor gym? Fronsend keek Cooper naar zijn handpalm, waar hij nog net het half uitgeveegde woord kon zien dat hij er die ochtend op had geschreven. “Rock! Het is een Rock type gym!” exclameerde hij. Cooper’s Monferno trok zijn wenkbrauwen op, enigszins verrast door het type van de gym. Niet zozeer omdat het zo vreemd was dat het type van de gym Rock was, maar eerder omdat zijn trainer er voor had gekozen om hém te trainen voor deze gym. Als Cooper dacht dat de gym een eitje voor hem zou zijn omdat hij deels Fighting type zou zijn, dan had hij het toch flink mis. Rock deed nog steeds behoorlijk pijn. Hij ging er in ieder geval van uit dat Cooper hem wilde trainen. Wel, erover klagen deed hij in ieder geval niet, zolang het maar niet weer zo’n vreemde spring-training was die nergens op sloeg. Als dat het geval was, dan weigerde hij om ook maar een vinger te bewegen. Tot grote verrassing van zijn Pokémon, haalde Cooper een klein boekje tevoorschijn. “Eens zien… wat zou goed zijn tegen Rock…” mompelde Cooper, die het boekje door begon te bladeren. Veel wijzer scheen hij er echter niet van te worden, want nadat hij een aantal moeilijke gezichten had getrokken, besloot hij om hem maar weer dicht te klappen. “Misschien, uh, kunnen we vandaag beter een rustdag houden.”

Nadat hij zijn Monferno terug had laten keren, liet Cooper zich met een luide zucht op een houten bankje zakken. Bah. Niemand had hem ooit verteld dat trainer zijn zo lastig kon zijn. Nou ja, niet zozeer het trainer zijn, maar het trainen zelf. Dramatisch kreunend liet hij de rug van zijn hand tegen zijn voorhoofd aan rusten. Haa… Het voelde stom om toe te geven, maar op het moment wenste hij dat hij een broer of zus had gehad. Nee, dat eigenlijk niet eens. Hij wilde gewoon dat hij iemand had die ouder was dan hem. Iemand die hem kon vertellen wat de volgende stap was die hij moest zetten. Cooper haalde zijn Holocaster tevoorschijn. Hij keek er een tijdje naar, zich afvragend of hij iemand om advies moest vragen, om uiteindelijk te besluiten dat het beter was van niet. Ha, ze zagen hem al aankomen. Hij, Cooper de geweldige, die iemand anders om hulp vroeg. Nee, deze keer moest hij het alleen uit zien te vogelen. Bovendien, hij had al één badge weten te behalen. Zo moeilijk kon het toch niet zijn om een tweede te behalen? Hij moest gewoon… ah, shit. Hij moest gewoon een of ander boten-kamp houden met zijn Pokémon, of wat het ook mocht zjn.

Cooper haalde zijn hand door zijn haar, waardoor het nog erger in de war kwam te zitten dan het al was. “Als alles al zou zijn voorgekauwd, dan zou er ook niets meer aan zijn, of wel soms?” zei hij. Zijn Hoppip knikte instemmend. Langzaam hees hij zichzelf weer overeind. Misschien zou het hem goed doen als hij eens aan iets anders zou denken dan aan trainen. Gewoon er op uit gaan. Alleen niet buiten Coumarine City, want daar waren, nou ja, Pokémon. Die waren natuurlijk ook in de stad zelf, maar hij had het idee dat de kans op het tegenkomen van een zwerm Beedrill kleiner was als je je tussen gebouwen bevond in plaats van in een bos. Ha, dat zou nog eens wat zijn. Eigenlijk was het idee van een zwerm Beedrill in een haven op zich al belachelijk. “Laten we een leuk parkje zoeken. Iets met roze bloemen – roze is nog steeds je favoriete kleur, right?” vroeg Cooper. Zijn Hoppip knikte enthousiast, blij verrast door het besluit van haar trainer.

Het vinden van een parkje met roze bloemen bleek moeilijker te zijn dan gedacht. Roze bloemen kwamen ze genoeg tegen, maar alleen in de vorm van boeketten en plantenbakken. Hij had natuurlijk gewoon in een planten pot kunnen gaan zitten, maar waar zijn Hoppip nog enigszins door zou kunnen gaan voor een roze plant, zorgde zijn eigen haarkleur er voor dat hij niet bepaald voor een bloem door kon gaan. Hooguit voor een zon – maar het zou mensen waarschijnlijk te erg verwarren als er twee zonnen waren, dus dat kon hij maar beter niet doen. Na ongeveer een uur lang door de straten van Coumarine City te hebben gedwaald, vond hij eindelijk waar hij naar gezocht had. Een plek met roze bloemen. Alhoewel het eerder een grasveld was waar mensen hun Furfrou uit lieten, ging het om het idee. Hij had nog nauwelijks zijn mond geopend om zijn Pokémon te vertellen dat ze zich naar haar hartenlust uit kon leven, of ze zweefde al van zijn schouders af, recht op de bloemen af. Cooper grinnikte, maar niet voor lang, want hij had nauwelijks van zijn Pokémon weggekeken om de rest van het grasveld te bekijken, of zijn Hoppip liet al een boze kreet horen.

In haar haast om bij de bloemen te komen, was zijn Pokémon blijkbaar tegen een andere Pokémon aangebotst. Alhoewel Cooper’s Hoppip al kwaad had geklonken, keek de Pokémon waar ze tegenaan was geknald al even boos, als het niet nog een tikkeltje bozer was. Dat de Pokémon een halsband droeg en daarom waarschijnlijk een trainer had, wilde de situatie niet bepaald helpen. “Hoo! Sorry!” riep Cooper, die naar de twee Pokémon toe rende. “Het spijt me – het was niet Jetpack’s bedoeling om tegen je aan te vliegen!” verontschuldigde hij zich voor zijn Pokémon. Haastig keek hij in het rond, zoekend naar de mogelijke trainer van de wit met roze Pokémon. Huh. Niemand te bekennen. Vreemd. Snel pakte Cooper zijn Hoppip op, om te voorkomen dat de situatie verder uit de hand zou lopen. Uit ervaring wist hij dat als het aan kwam op een boze Jetpack, dat hij haar het best kon behandelen als een bom die elk moment af zou kunnen gaan. “Shh, Jetpack, het is okay,” suste hij zijn Pokémon, om haar hierbij zachtjes te aaien.

“Waar is je trainer, uh…?” vroeg Cooper aan de Pokémon. Hij stak zijn hand voorzichtig naar de Pokémon uit in een poging deze te aaien, maar deze reageerde enkel door naar zijn hand te happen. “Ah, kom op! Ik zei toch dat het een ongeluk was?” siste Cooper, die een tweede poging deed om de Pokémon te aaien. Ook deze keer mislukte het. De blauwe Pokémon zette een stap opzij, weg van zijn hand. Cooper fronste. Wat was het eigenlijk voor Pokémon? Oh! Wacht! Daar had hij iets voor! De Poké… nog wat? Dat ene apparaat, hoe het ook heten mocht. “Wacht even – laat me checken wat je bent,” zei hij. Hij zette zijn Hoppip op de grond, waarna hij in zijn rugzak begon te rommelen, zoekend naar het apparaatje dat naar zijn smaak toch echt wat te klein was. Nadat een berg t-shirts door te hebben gespit, vond hij eindelijk het apparaat, dat hij daarna op de Pokémon richtte, om er achter te komen dat deze zich te goed deed aan de roze bloemen. Ah… dat zou Jetpack niet leuk vinden. Cooper keek naar zijn Hoppip, die uit pure woede een paar tinten donkerder scheen te zijn geworden.

“Pachirisu,” sprak de Pokédex. Veel meer dan dat kreeg Cooper niet te horen, want de rest van het geluid werd overstemd door een luide brul van woede van de Pachirisu, – hoorden die uberhaupt te brullen? – die door zijn Hoppip werd besproeid met een paars gekleurd poeder, dat hij als Poison Powder wist te herkennen. Ah, shit. Alle remmen schenen los te zijn gegaan bij de Pachirisu, want deze sprong als een bezetene op Cooper’s Hoppip af. Snel sprong Cooper voor zijn Hoppip, in een poging te voorkomen dat de situatie nog verder zou escaleren, met als gevolg dat de Pachirisu hem hard in zijn scheenbeen beet, precies op dezelfde plek als waar een uur eerder ook al tegenaan was geschopt. Een luide kreet verliet Cooper’s keel terwijl hij met tranen van pijn in zijn ogen wild met zijn been in de lucht schopte in een poging zijn aanvaller te verliezen. Eindelijk, hij liet zijn been los. Cooper vloekte luid bij het zien van zijn broek, waar nu een grote scheur in zat. Ah, shit, die kon hij dus echt niet meer aan. Zijn gezicht vertrok bij het zien van de rest van zijn been, waar duidelijke tandafdrukken in te zien waren op de plek waar hij gebeten was. Buiten het feit om dat het behoorlijk pijn deed, bloedde het ook nog eens. Dat het bloed op zijn broek kwam was tot daar aan toe – die was nu toch al kapot – maar als het op zijn sokken of schoenen zou komen? Nee, die moesten nog een tijdje langer mee gaan.

“Stom knaagdier,” mompelde hij, in zijn tas zoekend naar iets om zijn been mee te verbinden. Verband had hij niet, dus hij moest maar improviseren door een zakdoek om zijn been heen te knopen. Het was niet veel beter en waarschijnlijk zou het al behoorlijk snel doorlekken, maar voor nu zat er niets anders op. “Waar is je trainer?” vroeg Cooper, “want ik wil graag weten wie ik de rekening voor mijn broek moet sturen.” De Pachirisu haalde zijn neus weer op, alsof Cooper niet goed genoeg was om aandacht aan te besteden. Hmpf. De trainer van deze Pokémon wist écht niet hoe het opvoeden van Pokémon werkte. Toegegeven – Jetpack had als eerst haar Poison Powder gebruikt, maar… wel, dat was een uitzondering op de regel. Jetpack had heus wel manieren, ze moest alleen niet uitgelokt worden. Het verbaasde Cooper dat de trainer van deze Pokémon hem niet 24/7 in het oog hield. Iets dat zo agressief was als deze Pachirisu, kon je niet zomaar alleen rond laten lopen. Cooper fronste. “Zeg…” begon hij. “Heb je eigenlijk wel een trainer?” vroeg hij. Hij was er mede dankzij de halsband van uit gegaan dat de Pachirisu een eigenaar had, maar… maar wat als hij dat helemaal niet had? Wat als dat simpelweg de reden was waarom de trainer niet aanwezig was? Het zou zelfs verklaren waarom hij zich als een ongelikte Ursaring gedroeg.

De Pachirisu liet een geluid horen dat verdacht veel op een lach leek, wat Cooper’s Hoppip zichtbaar irriteerde. “Je hebt geen trainer, of wel soms?” vroeg hij. De Pachirisu maakte een schouder ophalende beweging, in een poging om van Cooper’s vragen af te komen. Ah, wacht! Liet de Pokédinges niet zien of Pokémon een eigenaar hadden? Hij richtte het apparaat voor de tweede keer op de Pokémon, om er zo achter te komen dat de Pachirisu inderdaad geen trainer had. Huh… dan moest hij vrijgelaten zijn, right? Anders zou hij waarschijnlijk geen halsband hebben gehad. Hij nam het de trainer op het moment niet bepaald kwalijk dat deze de Pachirisu vrij had gelaten, want zijn persoonlijkheid scheen nog slechter te zijn dan die van Cooper’s eigen Pokémon. Ah, het kon natuurlijk ook zo zijn dat hij gewoon niet van zijn roze kleur hield. Hij vond het vast te apart, in vergelijking met de blauwe kleur die haar soortgenoten volgens de Pokédex normaal gesproken schenen te hebben. “Huh… Het moet vast vervelend zijn om de halsband van je vorige trainer nog te hebben, of niet soms?” vroeg Cooper zich hardop af. De Pachirisu negeerde hem, wat Cooper zelf inmiddels ook begon te irriteren. “Hier – ik zal hem voor je af doen,” stelde hij voor. Voorzichtig reikte hij uit naar de blauwe Pokémon. Deze hapte naar zijn hand, maar wist hem niet te raken. Nu hij de ‘halsband’ van iets dichterbij kon zien, bleek het alles behalve een halsband te zijn. Het was een stuk ijzerdraad – beter gezegd, een stuk prikkeldraad. Hij waardeerde het gedrag van de roze Pachirisu niet bepaald, maar om prikkeldraad om zijn hals te doen? Nah.

Cooper fronste bedenkelijk. Dit was een buitenkansje. Misschien, heel misschien, was dat wel wat zijn team nodig had. Een Pokémon met wat pit. De Pachirisu had er in ieder geval voor gezorgd dat het leek alsof iemand een hele peper in Jetpack’s achterwerk had geduwd. Alhoewel het niet al te moeilijk was om Jetpack boos te maken om iets, vroeg hij zich af of hij hetzelfde effect zou kunnen hebben op zijn andere Pokémon. Wel, het viel te proberen. “Ah… zo’n ‘halsband’ moet vast pijn doen, of niet soms?” vroeg hij. “Zal ik jou eens wat vertellen? Jij hebt een trainer nodig. Nee, beter nog, je hebt mij nodig!” zei Cooper, met een schalkse knipoog en pistool vingers. De Pachirisu trok zijn wenkbrauwen op. “Vertrouw me, je bent in no-time van dat prikkeldraad af!” beloofde Cooper, om vervolgens zijn hand naar de Pachirisu uit te steken in een poging om het prikkeldraad van de nek van de Pokémon af te halen. De Pachirisu keek achterdochtig naar Coopers hand, scheen even na te denken, en ging vervolgens verder met het eten van de bloem. “Heh!” lachte Cooper. De Pachirisu viel hem niet aan, dus dat betekende vast en zeker dat hij een poging mocht wagen. Het lachen verging echter al snel toen hij zich bedacht dat hij het prikkeldraad los moest peuteren met zijn handen. Het bleek echter gemakkelijker te zijn dan hij had gedacht, het duurde nog niet eens een minuut voordat hij het voor elkaar had om het prikkeldraad van de nek van de Pachirisu af te krijgen. “Ha!” lachte hij triomfantelijk. “Klaar! Nu ben ik je trainer, right?” zei hij, om vervolgens naar de Pokémon te knipogen. De Pachirisu lachte, waarna hij zijn tong naar hem uit stak.

Sheesh. “Goed dan! Jij en ik! – wel, niet ik zelf maar mijn Pokémon – een Pokémon gevecht! Van man tot… Pachirisu! Als ik win, dan hoor je bij mijn team!” riep hij uit. De Pachirisu stopte met eten, om Cooper hierbij ongelovig aan te kijken, alsof hij niet kon geloven dat een scharminkel als Cooper, die notabene een Hoppip had, ooit zou kunnen winnen van een Pokémon zoals hij. Cooper negeerde de ronduit beledigde blik van zijn Hoppip terwijl hij een Pokéball van zijn riem af haalde. “Okay, Truck, ga er voor!” riep Cooper, die de Pokéball in de lucht gooide. Met een luide ‘gah!’ kwam zijn Gible als een helder licht uit zijn bal geschoten. De kleine, blauwe Pokémon keek gedesoriënteerd rond, zag zijn trainer, en rende luid gillend op hem af. Zonder er ook maar enige moeite voor te hoeven doen, tilde de Gible triomfantelijk zijn trainer op, alsof hij zo licht als een veertje was. “Straks pas, Truck! Vieren doen we pas nadat we gewonnen hebben!” probeerde Cooper het gedrag van zijn Pokémon te corrigeren. De Gible gaf weinig om wat zijn trainer zei, waardoor Cooper hulpeloos in de lucht bleef hangen, totdat de Gible de starende blik van zijn teamgenoot zag, wat er voor zorgde dat hij de oranje harige jongen eindelijk weer op de grond neer werd gezet. Cooper jongen stak zijn hand op in een poging om een high five van zijn Gible te krijgen, maar werd in plaats daar van verrast door de tong van de Gible, die de hand aflikte alsof het een ijsje was.

“Okay, Truck, etenstijd!” beval Cooper. De Pachirisu keek hem verward aan. Etenstijd? Gingen ze niet vechten? De Pachirisu kwam vrijwel direct daarna er achter dat ‘etenstijd’ en ‘vechten’ blijkbaar hetzelfde was voor de Gible. Voordat de Pachirisu ook maar een haar kon bewegen, was de Gible al met open mond op hem af gerend, om hem met één grote hap in zijn mond te proppen. Cooper schaterde het uit van het lachen. Het zag er naar uit dat het een goed gevecht zou worden, nou ja, zolang Truck naar hem zou luisteren zou het dat in ieder geval worden. “Wel, Truck mag je in ieder geval!” zei hij, kijkend hoe zijn Gible met moeite zijn mond dicht probeerde te houden. Heldere, elektrische schokken kwamen vanuit de mond van de Gible, die een vies gezicht trok. Oooo… De Pachirisu was een elektrische Pokémon? Die had hij nog niet in zijn team! “Spuug maar weer uit, Truck!” zei Cooper, die zag dat zijn Gible er met de seconde meer tegenop zag om de Pachirisu in zijn mond te houden. Met tranen in zijn ogen opende de Gible langzaam zijn mond, om zo de met speeksel bedekte Pachirisu uit zijn mond te laten vallen. Kleine schroeiplekken waren zichtbaar op de mond van de draak Pokémon. “Huh… Ik dacht dat Truck redelijk tegen elektriciteit kon,” dacht Cooper hardop. Wel, hij zou het zelf ook niet echt prettig vinden als zijn tong werd geëlektrocuteerd.

“Okay, Truck, gebruik je Sand Attack!” riep Cooper, die zijn Pokémon zo veel mogelijk schade aan wilde laten richten terwijl de Pachirisu nog verstijfd was van walging. Nou ja, schade, Sand Attack was niet bepaald iets dat schade toebracht, dat was iets dat Cooper inmiddels wel wist. De Gible liet een vrolijke kreet horen, waarna hij met zijn poot over de grond heen ging om wat zand te pakken. “De ogen! Ogen!” riep Cooper. Met een wel getimede ‘gaahh!’ gooide de Gible het zand recht in het gezicht van de Pachirisu, waar het dankzij al het slijm netjes bleef zitten. De Pachirisu gilde verontwaardigd, waarna hij uit pure woede eindelijk zijn eerste tegenaanval afvuurde. Grote, glinsterende stemmen schoten op de Gible af, om te ontploffen op het moment dat ze hem aanraakten. Cooper slaakte een kreetje. Heilige knoflooksaus... Was Truck wel in orde na die aanval? Bezorgd keek hij naar zijn Pokémon, die enkel wat schrammetjes scheen te hebben. Man… hij wist niet hoe Truck het deed hoor. Hij zou zelf waarschijnlijk véél meer pijn hebben gehad als hij werd geraakt door zoveel sterren.

“Okay, Truck, gebruik je Take Down!” beval Cooper toen hij eenmaal zeker wist dat zijn Pokémon in orde was. “Giiieeehh!” krijste de Gible, waarna hij op volle snelheid op de Pachirisu af stormde. Ah, als hij geen GIble was geweest maar een mens, dan was hij waarschijnlijk een perfecte quarter-back geweest. Op volle snelheid ramde hij zijn lichaam tegen dat van de Pachirisu aan, waarna de Pachirisu als een voetbal van hem af werd geschoten. “Nogmaals!” moedigde Cooper zijn Gible aan. De blauwe Pokémon, die na zijn aanval zelf op de grond was gevallen, krabbelde haastig overeind, waarna hij een tweede keer op de Pachirisu af stormde. Makkelijk ging het deze keer echter niet, want de wit met roze Pokémon had opnieuw een salvo aan sterren afgevuurd op de Gible. De blauwe Pokémon maakte dan ook een scherpe bocht, waarna hij terug naar zijn trainer sprintte. “W-wha…” stamelde Cooper. Voordat hij ook maar de kans had gekregen om te reageren had zijn Gible zich al achter zijn benen verscholen, met als resultaat dat de sterren niet hun beoogde doel hadden kunnen raken.

Alsof een niet-dodelijk soort vuurwerk hem in zijn borst raakte, dat was hoe het voor Cooper voelde om geraakt te worden door de sterren. “Truck…” kreunde Cooper, die door de knal achterover op zijn kont was gevallen. Hij fronste toen zijn Pokémon hem optilde. Het ging net zo goed… “Truck,” herhaalde hij, “wat heb ik je gezegd over mij als schild gebruiken…” De Gible liet zijn trainer op de grond vallen, waarna de pokémon hem aan keek alsof hij geen idee had waar zijn trainer het over had. Cooper schudde met zijn hoofd. Kort aaide hij de Gible over zijn hoofd, er op lettend dat hij zijn hand niet schaafde aan de ruwe huid van zijn Pokémon. Ah… Op Truck kon hij niet boos blijven. “Ga – ga je Take Down nog maar een keertje doen, okay?” zei hij. De Gible knikte opgewekt, waarna hij weer naar de Pachirisu toe hobbelde. Wat was het toch een schattig hobbelpaardje. Ah, dacht hij schattig? Nee, hij bedoelde – nou ja, nee. Dat was eigenlijk wat hij bedoelde. Schattig. De Gible maakte zich klaar voor impact, maar de Pachirisu, die inmiddels weer wat kon zien, had zich er al op voor bereid.

Behendig sprong de Pachirisu opzij om de Take Down te ontwijken, met als resultaat dat Cooper’s Gible met zijn gezicht op de grond viel. “Ah…” zuchtte Cooper teleurgesteld. Dit was echter nog niet het eind van het gevecht, want de Pachirisu kreeg een blauwe, elektrische gloed om zich heen. “Ah, aardappelsiroop!” siste Cooper. De Pachirisu zette zich af van de grond om vervolgens de Gible hard te tackelen. De aanval deed, echter… nauwelijks wat. Cooper lachte. “Heh, just kidding.” Elektrische aanvallen? Nee, die waren nog steeds geen enkel probleem voor Truck. Het had er wel mooi uit gezien. “Okay, Truck, gebruik je Dragon Slash!” riep Cooper. Het was maar goed dat de Pachirisu had besloten om Truck aan te vallen, want nu was hij tenminste dichtbij genoeg voor de volgende aanval. Een lichtblauwe gloed verspreidde zich over de scherpe nageltjes van de Gible heen, waarna hij de Pachirisu recht in zijn gezicht krapte. “Okay dan, here we go!” riep Cooper, die inmiddels een lege Pokéball uit zijn tas tevoorschijn had gehaald. De twee Pokémon waren aardig wat van hem verwijderd, maar dat gaf niet, want hij kon gelukkig behoorlijk hard gooien. “Truck! Psst! Ga even wat opzij!” riep hij naar zijn Pokémon, die precies tussen hem en de Pachirisu in stond. De Gible liet een kreetje horen, waarna hij snel opzij sprong. Cooper haalde diep adem, waarna hij de Pokéball zo hard als hij maar kon naar de Pachirisu toe gooide – bam – recht in zijn gezicht. Haha, dat zou een blauwe plek worden. Misschien wel een roze plek in dit geval. Nice.

x


Laatst aangepast door Cooper Brimstone op di jun 28, 2016 11:16 pm; in totaal 1 keer bewerkt
Terug naar boven Ga naar beneden
Raven Strider
Administrator
Raven Strider
Punten : 639
Gender : Male ♂
Age : 22 Years | 08/06
Type : Team Rocket
Rang : Agent
Regions : Kalos
Icon : Mudkip
https://pokemon-journey.actieforum.com/t130-raven-strider https://pokemon-journey.actieforum.com/t133-raven-s-pokedex

Bad seed rising Empty
BerichtOnderwerp: Re: Bad seed rising   Bad seed rising Emptydo sep 24, 2015 10:08 am




GEFELICITEERD PACHIRISU LV.20 IS GEVANGEN!
Pachirisu is toegevoegd aan je team slot
Geef Pachirisu een nicknaam? Ja/Nee

Terug naar boven Ga naar beneden
 
Bad seed rising
Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Here comes this rising tide +Vivienne

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Pokémon Journey :: ► WELCOME TO THE POKÉMON WORLD :: Kalos :: Coumarine City-
Ga naar: