Ik keek hem verwachtingsvol aan terwijl hij zorgvuldig de veters van zijn schoenen strikte. Hij was vandaag in een goede bui merkte ik. Toen hij het gordijn van de hotelkamer opende leek het zelfs alsof ik even een glimps van een glimlach kon zien. Ik kon het niet helpen om daardoor vol verbazing naar hem te kijken. “Misdaad zit hier in de lucht Wiggins.” Zei hij toen, uit het raam starend. Ik was al lang blij dat hij de afgelopen tijd niet bezig was geweest met die verschrikkelijke verslaving van hem. Ik maakte me er vaak zorgen over. Molly nog meer zelfs. En hoewel zij de enige was die het hem kon zeggen, durfde ze het nooit. Daarom maakte ik er altijd een punt van om zo lang als mogelijk bij hem te willen zijn tegenwoordig. Het mag niet nóg eens uit de hand lopen. Maar vandaag zou een goede dag worden. Ik stond al op voordat Kenneth nog maar aanstalte kon maken om naar de deur te lopen. Ondertussen herkende ik deze ongebruikelijke trekjes in hem. “Ik hoef niet te zeggen dat ik naar buiten ga, als je me naar buiten ziet gaan.” Zoals hij ooit een keer heeft gezegd. Hij had naar buiten gekeken, en had zijn schoenen aangetrokken. Hij wilde naar buiten gaan. Op het moment dat we buiten het hotel stonden snoof Kenneth de lucht van de stad vol genot op. “Hier hoor ik thuis.” Zei hij toen. Ik reageerde er niet op, ik begon me zorgen te maken, hij leek veel te vrolijk, alsof hij weer.. nouja.. hulp.. had om zich goed te voelen. Toen botste er een man tegen hem op. “Oh sorrysorry.” Zei die. Kenneth leek niet afgeleid erdoor te raken. “Oh wacht!” Zei de man vol verbazing. “Jij bent die van Brine!” Kenneth sloot pijnlijk zijn ogen. Later vertelde hij mij dat zijn vader wel eens mensen op hem afstuurt, om de mensen om hem heen niet geheel subtiel duidelijk te maken dat er iemand van de Brine familie in hun midden was. De man zei nog iets raars over waarom hij snel weer weg moest en Kenneth werd aangesproken door een klein meisje van waarschijnlijk niet veel ouder dan tien jaar. Met een neutrale blik, zoals alleen hij die kon uiten, luisterde hij naar haar verhaal. Ze stond met de tranen in haar ogen. Ik pakte haar hand vast om haar rustig te maken. “Fluffy is weg.” Snikte ze. “Alsjeblieft, help me meneer detective.” Kenneth keek haar over van top tot teen en zei: “Je leest de krant.” Hij had soms totaal geen tact. Ze bleef hem maar hoopvol aankijken. Kenneth keek naar mij. “Een kleine hersenkraker als ochtendgymnastiek,” Hij keek weer naar het meisje. “ik zal je helpen.” Het meisje begon uit blijheid te klappen. “Nu zal alles weer op zijn plek vallen.” “Vertel me waar je je knuffel voor het laatst gezien hebt.” “De laatste keer? Dat moet in het park geweest zijn.” Ik vond dat ze niet sprak zoals een klein meisje dat normaal gesproken zou doen. Maar Kenneth draaide zich zonder aankondiging al direct naar de richting van het park en begon te lopen. En ik liep hand in hand samen met het meisje achter hem aan. “Hoe vaak zijn je ouders weg van huis?” Ik fronste. Waar had hij het nu weer over? “Per maand ongeveer drie weken.” Zei ze. “Ik weet dat je gisteren op weg was om de boodschappen te doen, toen je je knuffel voor het laatst had gezien.” Het meisje deed een bewonderende ‘wow’ met haar lippen en keek mij aan. Kenneth draaide zijn hoofd naar mij. Gewoon om mijn verbazing te zien. Ik denk dat hij het leuk vind om mensen te verrassen. “De rode strepen op haar vingers van waar de plastic zak gisteren in haar hand zat.” Legde hij toen uit. Ik keek naar haar handen. Verrek. Hoe kon hij dat nou weer weten als ík degene was die hand in hand met haar liep? Het was niet voor niets dat hij bekendheid had gemaakt. Hij claimde altijd uit de media te willen blijven. Maar ik weet zeker dat hij de bewondering wel waardeert. Verder zei hij niet zo veel meer op de weg naar het park toe. En het meisje eigenlijk ook niet, op een paar praktische vragen na. Ik had wel met haar te doen hoor. Haar ouders waren zo vaak weg en in die tijd moest ze helemaal voor zichzelf zorgen. Een meisje van tien kan dat wel als ze een pokemon trainer is, maar nu had ze was en een huis en alles. Het was niet okay. Toen we bij de rand van het park stonden stopte Kenneth ineens en draaide zich naar het meisje. “Doe voor hoe je gisteren door het park liep.” Menig cliënten hadden hem nu raar aangekeken. Maar zij deed direct wat hij haar had opgedragen. Ze volgde een pad en Kenneth en ik liepen er een twee meter achter. Op een gegeven moment stopte het meisje en dacht ze na. Kenneth staarde haar aan, alsof hij wist dat er iets komen ging. Ik richtte mijn aandacht ook maar op het meisje totdat ze uiteindelijk weer begon te spreken. “Er was een man hier met dezelfde knuffel.” Ze keek omhoog naar Kenneth. “Denk je dat hij onze knuffels verwisseld heeft.” Hij schudde zijn hoofd. Zowel hij als ik wisten dat dat het niet kon zijn. Ze was haar knuffel kwijt, als ze verwisseld waren, dan had ze nu een knuffel gehad. “Was je toen de knuffel kwijt?” Ze schudde haar hoofd. “Ik bleef hier nog even spelen met knuffie. Maar toen ik thuis was, was ze weg.” Kenneth’s ogen gleden direct over het gehele park. Zoals hij het zou zeggen: “De plaats delict is bekend.” Ik nam het meisje maar weer bij haar hand om Kenneth wat ruimte te geven om na te denken. En omdat ik het fijn vond om haar hand vast te houden. Kenneth deed daar niet aan, maar het was wel eens fijn om iemands hand vast te houden. Vervolgens wees ze ons aan waar ze had gespeeld, nadat Kenneth er naar vroeg, en liepen we naar de locatie. Een bankje naast een boom met daarvoor een speeltoestelletje. Kenneth hield ons gelijk tegen met verder lopen. Hij liep naar het bankje toe en keek er even naar. Al vlug draaide hij zijn hoofd en keek naar het meisje. “Knuffie is blauw.” Ze knikte. “Ze is een Swablu knuffel.” Kenneth haalde een flinterdun stukje blauw draad tussen de planken uit. Opmerkelijk wat hij allemaal kon zien. Soms was het me onduidelijk waarom hij bepaalde dingen deed. Op dit moment wist hij al dat de knuffel hier was geweest, dus waarom had het zin om er nog eens naar te kijken? En al helemaal welke kleur het beestje had? Het meisje keek mij aan, en ik keek terug. Ik maakte haar duidelijk dat ik er zelf ook niks van begreep. Daarna haalde hij een vergrootglas erbij en inspecteerde het bankje. Had het niet meer zin om naar het speeltoestel te kijken? Misschien lag de knuffel er gewoon onder of achter? Ik wilde gaan kijken, maar ik wist hoe hij kon reageren als ik op de plaats delict begon te knoeien. Op een gegeven moment kwam Kenneth bij ons staan en zei: “Laat ons je adres weten. Ga naar huis. Je kunt de terugkomst van je knuffel morgen verwachten.” Ze was zo blij! Ze schudde mijn hand en gaf Kenneth snel een knuffel en toen rende ze weg. Naar huis dus. Ik keek Kenneth verbaasd aan. Zij was onze primaire bron van informatie. Waarom kon ze weg gaan? “Observeer.” Zei hij tegen me. Ik moest even denken. Wat wilde hij dat ik observeerde dan? Ik gokte maar op het bankje, en ik kreeg het vergrootglas in mijn handen geduwd. In eerste instantie zag ik niks, en werd al gauw gefrustreerd. Ik keek weer naar Kenneth met een vragende blik. “Je ziet niks, omdat je niks hebt om naar te kijken.” Daar kregen we weer zo’n quote. Als ik had kunnen schrijven, had ik nu al een boek vol met dit soort uitspraken. “Kijk naar de verdeling van pollen.” Pollen? Wat in de..? Hij bleef me maar aanstaren. Op een manier zoals alleen hij dat kon. Een manier die je kan aandringen totdat je er uiteindelijk onder zou vallen. Ik zuchtte en volgde de instructies. Deze keer maar gaan kijken naar de pollen. Ik viel bijna achterover van verbazing. Als een landkaart van landmassa's maakte de verdeling duidelijk waar en wie op het bankje had gezeten. “Gezien de grote en diepte van waar de pollen ontbreken, zat er een volwassen man op de bank rond dezelfde tijd dat het meisje hier aan het spelen was.” Ik gaf het vergrootglas maar aan hem terug. “Het meisje had nooit verteld waar ze de man met dezelfde knuffel had gezien. Dat heeft te maken met een selectief geheugen. De man met de knuffel, is dezelfde man die hier op de bank zat gisteren.” Ik krabde mijn wang. Okay, mooi, maar waarom is dit relevant Kenneth? “De man zal vast de gelijke knuffels hebben opgemerkt. Een man als dit, is een man van gewoonte. Deze zal nooit zijn knuffel verwisselen met die van iemand anders. Gezien dit de laatste plek is waar het meisje knuffie in haar bezit had, moet de man er meer over weten. Zijn obsessieve gedrag zal ons de informatie verschaffen die we nodig hebben.” Ik vroeg het me niet eens meer af hoe hij kon weten dat de man obsessief was, gewoon omdat hij een knuffel had. Als ik nu een vragende blik zou geven dan zou ik weer een hele uitleg hebben gekregen. Hoe zeer ik de jongen ook bewonderde, ik had geen zin om de hele dag er op gewezen te worden hoe weinig ik weet van speuren. Hij bleef me aankijken, terwijl ik mijn verbaasde blik voor me trachtte te houden. En liep uiteindelijk verder met zijn vergrootglas in zijn handen. Hij was voetsporen het park uit aan het volgen. Ik voelde me dom, terwijl ik achter hem aan liep. We volgden de sporen totdat we aan de andere zijde van het park uit kwamen. Kenneth ging rechtop staan en keek om zich heen. De sporen waren nu niet meer te volgen. Ik kon aan hem zien dat hij de uitdaging waardeerde. We wisten niet zo veel van de man, alleen dat hij een knuffel had, een man van gewoontes was, en obsessief was. Dat waren tenminste de dingen die Kenneth me verteld had. Het enige dat ons op dat moment mee zat, was dat we maar twee kanten op konden. Naar links of naar rechts. Tenzij de man in deze straat woonde. Ik keek nog eens naar Kenneth. Hij leek diep in gedachte te zijn. Hij had een herkenbare blik in zijn ogen. Die blik dat er op wijst dat hij alle relevante data aan elkaar aan het knopen was. En uit het niets begon hij te lopen. Naar links. Ik liep maar gewoon achter hem aan, bang om zijn gedachten te verstoren. We stopten op een kruising met een grote rode winkel op de hoek. Het was een speelgoedzaak. Het viel nogal op, door de rood geverfde muren. Vervolgens stak hij zonder uit te kijken de weg over. Sommige auto’s kwamen piepend tot stilstand. Anderen toeterden en ik zelf kon nog nét een van de rijders op tijd waarschuwen om te stoppen. Er zijn meerdere redenen waarom ik af en toe vrees voor zijn leven. En nu voelde ik mezelf ook kwaad worden. Hij legde ook werkelijk nooit de relevante dingen aan me uit. Hij liep die winkel in zonder een woord te reppen. En dan moest ik maar gokken wat hij ging doen?! Nee, hij zou vast iets zeggen in de zin van: “Observeer, en je weet wat ik ga doen.” Maar niet iedereen kan dat Kenneth.. en ook niet iedereen heeft daar zin in! Er hing ook nog een bordje voor de deur van de winkel. Pokémon mochten niet naar binnen. Daar stond ik dan.. door het raam te kijken. Ik keek toe hoe Kenneth een gesprek had met de kassabediende. Hij was altijd al iemand geweest die direct op zijn doel af ging. Ik zag dat ze een boek erbij haalde en Kenneth er in mocht kijken. Het duurde niet lang voordat hij weer weg liep. Ook nu zonder iets te zeggen. Hij liet de vrouw stomverbaasd achter staan. Dat effect had hij vaak op mensen. Zodra hij de deur uit stormde zei hij: “Kom mee Wiggins. De feiten zijn aanwezig.” Hij stak weer zonder kijken de weg over. Het ging allemaal nog maar nét goed. Nu had ik ook nog voor mijn eigen leven moeten vrezen. We liepen straat na straat door, op hoog tempo nog wel, totdat we uiteindelijk uitkwamen bij een klein flatgebouw. Kenneth belde bij alle nummers aan. En iemand deed de deur open met de zoemer. Kenneth liep naar binnen. “Baker. Nummer 304.” Herhaalde hij in zichzelf, waarschijnlijk om het te kunnen onthouden. En toen belde hij aan. Een korte mollige man met een bril, een bloempotkapsel en een onverzorgde baard deed open. “William Baker?” Vroeg Kenneth. “Wie ben jij?” Kreeg hij als reactie. “Een bezorgde burger.” De man leek nerveus te zijn. Maar bleef wel luisteren. “Mijn vriend en ik zijn opzoek naar Knuffie. Een Swablu knuffeltje van een verdrietig meisje. U hebt die niet toevallig gezien ofwel?” “Luister je hebt geen recht om me hier vanalles te lopen vragen ja!” De man werd boos. “Ik bel de politie als je niet weg gaat.” “Dat zou me ongeveer negen minuten en vierentwintig seconden geven om je huis te doorzoeken en de knuffel te vinden. En dan zal de politie verder moeten onderzoeken, om te achterhalen wat mijn intenties waren. Weet u zeker dat u dat wilt meneer Baker? Of moet ik u meneer dief noemen?” Ik geloofde mijn oren niet. Was Kenneth nu zo aan het doen vanwege een knuffel? Het was maar een knuffel man! Maak niet al je goede banden met de politie kapot vanwege een knuffel! Maar de man bleef stil. Hij keek nog wel boos. Maar hij bleef stil. “Laten we binnen anders verder praten.” Ineens begon ik me af te vragen waarom Kenneth ineens suggereerde dat de man de knuffel had gestolen? Was er iets gebeurd in de speelgoedwinkel? Ik zette het van me af en liep samen met de heren naar binnen. Ik ging volledig op Kenneth vertrouwen nu. Het kleine appartement van de man was netjes. Alles leek proper schoongemaakt te zijn, alles stond recht. Alles stond in gelijke lijnen op of naast elkaar. Ik zag de obsessiviteit ineens. De man keek boos naar ons en gebaarde ons om te gaan zitten. “Daar is geen nood voor.” Zei Kenneth wederom neutraal. Het leek de man zeker te irriteren. Rustig haalde Kenneth de krant uit zijn jaszak en plaatste het op de salontafel Op de voorpagina was een bericht te zien over een diefstal in het museum voor edelstenen. Het was twee dagen geleden gebeurd. “Bel jij de politie of ik?” Nu tikte ik Kenneth aan. Hij moest wel gek geworden zijn. Hij draaide zijn hoofd naar me toe en begon te spreken. “Waar zou je nooit een edelsteen verwachten? In een knuffel.” Jep, helemaal gek. “Meneer hier had de edelsteen gestolen en in een knuffel verstopt. Gezien hij een man van gewoonte is, deed hij zijn normale rondje naar huis. Eerst even van het park genieten, en dan naar huis langs een serie van kleurrijke herkenningspunten. Maar de knuffel waarmee hij thuis kwam, was niet die van hem. Knuffie zal hier vast ergens, kapot gescheurd liggen. Snel ging hij terug naar het park om zijn eigen knuffel weer terug te halen. Een kind dat niet oplet, is een makkelijk slachtoffer.” “Je kunt niks bewijzen..” Kenneth liep naar een kast en deed de lade open. “Een edelsteenverzameling. Toevallig mist het precies de edelsteen die is gestolen uit het museum.” Hij keek de man strak aan. “Je kon het niet hebben dat je verzameling incompleet was. Je werd gek van de lade. Het beschaamde je. Maar toen kreeg je een idee en pakte je je kans.” Kenneth pakte de krant weer op. “Je was er wellicht mee weggekomen als je geen afspraak had gemaakt bij de poppendokter. Het is vriendelijk van je dat je Knuffie wilde laten reparenen. Waarschijnlijk om die op de plaats delict te dumpen, zodat een lief meisje die kon terugvinden.” De man was een geobsedeerde verzamelaar. Niet eens een slechterik. Hij had hulp nodig. Maar in Kenneth’s ogen bleef hij een misdadiger. En die celstraf.. die zou hij krijgen.
De volgende dag kwam Kenneth zoals beloofd naar het adres van het meisje. Ze deed de deur open en zag dat hij Knuffie in zijn handen had. De poppendokter had goed werk verricht. Direct gaf ze hem een dikke knuffel. “Hallo.” Zei iemand naast ons ineens. -flits- De flits van een fotocamera vulde onze netvliezen. Kenneth stond nu op de foto met een knuffel in zijn hand, en een klein meisje dat hem knuffelde, met mij in de achtergrond. Dat was er eentje voor de krant zeker weten. En ik keek toe hoe Kenneth hem verbeten aankeek. Later vertelde hij me dat zijn vader er een handje in heeft om hem in de krant te zetten. Maar uiteindelijk waren de dingen die ik het belangrijkste vond goed gekomen. De edelsteen was terug in het museum, William kreeg hulp voor zijn compulsies, het meisje was weer gelukkig met Knuffie, en Kenneth leefde nog. En gelukkig, zonder dat smerige spul dat hij graag zijn lichaam laat binnendringen.
De Pokémon van de jonge trainers keken Wiggins met grote ogen aan terwijl hij dit hele verhaal vertelde. Tegelijkertijd keerden ze hun hoofden in de richting van Kenneth. Die gast? Maar hij was zo klein en nietszeggend? “Het is echt zo.” Sprak Wiggins met een grijns. Hij was trots dat hij met Kenneth samen op die avonturen mocht.
[Closed]