Member Ragya AironPunten : 619
Gender : Female ♀
Age : 21 years, born on may 4th
Type : Team Rocket
Rang : Capo
Regions : Hoenn en Kalos
Icon : | Onderwerp: { Ashes Ashes ma apr 20, 2015 8:28 pm | |
| Ring around the rosy
De meest heldere herinnering aan haar thuis was de dag dat ze als klein kind, nog nauwelijks in staat om hoed te lopen, naar de Arcanine schuur was gekropen. Ze herinnerde het zich zo helder dat ze als klein kind voor de haard had gezeten en naar het vuur had gestaart. Ze was alleen in het kille huis. Het vuur mocht dan wel warmte verspreiden de kou was hun altijd voor. Dit was nog in de tijd dat nachtmerries waarde hadden en haar vader nog een rol had in haar leven. De kleine man had wat weg van en dwerg. Hij was klein maar fors, met handen zo groot als honkbalhandschoenen. Zijn haar en baard waren oranje en zijn donkere ogen hadden een onbeschrijfbare vlam in zich. Hij was bitter na de dood van zijn vrouw geworden, en gaf de schuld aan zijn dochter. Meer en meer had Baltasar zich aan zijn werk geleid om niet meer te hoeven denken aan zijn overleden vrouw. De Arcanine voelde zijn haat en verdriet aan, zijn ongeloof. De vurige pokémon hadden wat wild in zich en dit brak nu uit. Het kwam steeds vaker voor dat ze gingen jagen op Mareep als ze uitbraken of dingen spontaan afbrandden. Hun loyaaliteid was verstoort geraakt door de man die ze als hun leider zagen. Na deze lange dagen kwam de man thuis en voelde zich schuldig om het verwaarlozen van zijn dochter. Dan vertelde hij een verhaaltje over een plek waar pokémon nog ongetemd waren en zelfs een pokébal hun niet kon dwingen. Het meisje geloofde ieder woord. Maar de volgende dag hadden de nachtmerries de man weer tot waanzin gedreven. De kleine roodharige Rayata wandelde dan in haar eentje rond door het huis, leerde door haar vingers te branden dat vuur pijn deed en leefde het harde bestaan. Het huis was kil. De haat van de familie leek erin te wonen en de kou nam de leiding in de lege kamers. Enkel de woonkamer werd verwarmt door de haard en joeg de boze geesten weg. Het meisje had vaak voet gezet in de kille kamers vol schaduwen en probeerde zich zelf niet als angstig te beschouwen. Maar er was iets verkeerds in deze koude ruimtes, hun leegheid, en toch het gevoel van aanwezigheid. Keer op keer zorgde deze ervoor dat het kind wegrende en de deuren sloot. Toch leken zelfs deze donker houten blokkades niet genoeg te zijn. De kou kroop door de hallen en loerde naar haar. Ze wachtte op het moment dat het vuur doofde en ze ook de vlam van het meisje konden sussen. Rayata deed zo haar best de haard levend te houden, maar vuur ging geen hele dag mee. Overdag ging het nog wel maar het noorden had altijd lange uren waarbij er enkel schermer was. Niet licht en niet donker. Geen dag en geen nacht. Zo leerde het jonge meisje dat vuur zich voedde op hout en ze verzamelde altijd genoeg op haar tochten door het huis om zichzelf veilig te voelen. Het was ook die dag geweest dat het vuur zichzelf had gedoofd. Met een schok was het meisje ontwaakt uit een verschrikkelijke droom om er achter te komen dat deze realiteit werd. Het vuur smeulde nog na maar niks lag in haar kracht hem weer op te doen laaien. Ze wou huilen, beven en zich opkrullen. Maar er was geen tederheid in haar huis, niemand om haar te troosten. De kilheid kroop al dichterbij en het meisje was naar buiten gegaan. Ze opende de deur en werd begroet door een ijzige wind. Tranen kwamen op in haar ogen en haar kwetsbare huidje leed onder de snijdende kou. Onder haar blote voetjes lag de bittere sneeuw. Toch leek alles haar beter dan daar te blijven wachten. Ze kroop en ze liep vooruit. Langs de Rapidash die verontwaardigt snoven, langs de vervallen hekken en pluimen onkruid. Wat ze volgde wist ze niet maar ze ging door. Op het moment dat ze dacht dat haar voeten zouden afsterven en ze hier voor eeuwig was verloren dook er een enorm gestalte op. De grote schuur van de Arcanine was dichtbij en een van de hekken was weer verzakt. Vijandig grommend zag ze hoe de gestreepte pokémon zich naar haar wende. Vuur glom tussen diens kaken maar het meisje was niet bang. Ze was nog te jong om deze vijandigheid te beseffen. Ze zag diens vuur enkele als troostend en stapte dichterbij. Haar oogjes groot ontmoette die van de ander en net toen de machtige pokémon haar wou aanvallen raakte ze zijn snuit aan in een vriendelijke aai. Verrast had deze beseft dat ze niet slecht was en haar opgepakt aan haar kraag. Ruw was ze terug op de grond gezet in de schuur en die dag had ze daarin doorgebracht. Sommige pokémon wouden haar aanvallen. Andere waren enkel nieuwsgierig. Rayata voelde zich thuis tussen de warme pelzen en spelende Growlithe. De moederlijke Arcanine had zich over haar ontfermt en haar warm gelikt. Het duurde lang voordat Baltasar haar vond en haar met ruwe stem zei dat ze stout was geweest. Maar het deed de roodharige niks meer, ze had zich thuis gevoelt. Maar heel even. De volgende dag werd ze weggehaald door een van de buren. Baltasar vertrok, de Arcanine’s met hem. Ragya wist nog hoe ze niet had gehuild maar verbaast was geweest. Ze wist nog hoe ze dagen had gewacht, denkend dat de man en zijn pokémon terug kwamen voor haar. De roodharige had geloofd dat niemand haar in de steek zou laten. Toen het uiteindelijk doordrong dat ze alleen was, dat Baltasar nooit terugkwam, had ze alleen maar gedacht aan zijn verhaaltje; ‘Arcanine zijn wilde dieren mijn Elskan. Ze zijn sterk en wild. Ergens diep verloren in ijs ligt ene prachtige plek. Diep in een vallei. Een plek onaangeraakt door de kou en de vorst, waar geen trainer zich durft te plaatsen. Aan de randen wacht de sneeuw om hem te verzwelgen. Om de vallei mee te nemen in onze eeuwige winter. Maar het weer luistert daar niet. Bomen groeien er in bossen, struiken geven het hele jaar bessen en het gras verdord nooit. Zelfs het water is altijd zuiver en de beekjes zo helder dat de kiezels eronder ziet. Daar zijn alle wilde pokémon van ons land geboren. Alle echte in ieder geval. De Arcanine zijn zelfs groter dan onze alpha en heersten over de vallei. Ze waren eerlijke beesten. Joegen niet meer dan dat ze nodig hadden en hielt hun groep klein. Wanneer het bos te wild werd zouden hun het terugdringen en wanneer het ijs te dicht kwam smolten ze het samen. Vele trainers zijn naar die plek gegaan om de pokémon naar hun wil te vormen. Maar ze waren zo ongevreest en wild dat het niemand lukte. Hun vacht gloeide als vlammen met strepen zwart als kool. Zelfs in hun veilig oord was hun pels zo dik dat je het met geen klauw kon verwonen. Hun tanden waren als zilver en hun ogen glommen als obsidiaan. Ze waren prachtig wanneer de zon op hun neer kwam. Dan glinsterde ze als het wateroppervlak. Natuurlijk wou iedereen ze hebben. Legendes zeiden dat degene die deze Arcanine naar slagvelden zou berijden altijd zou winnen. En in tijden waarin een overwinning nodig was trokken ze erop uit om deze te vinden. In de loop van de jaren was de vallei te vaak gevonden. Te vaak moesten de pokéon hun gasten verjagen om nog goed op de vallei te kunnen passen. Het woud overgroeide, het gras verdorde en het ijs kroop dichterbij. De Arcanine hielden het niet vol.’ Zelfs toen Rayata alleen was fluisterde ze tegen zichzelf voor ze ging slapen. ‘Wat gebeurde er toen?’ En dan hoorde ze in de norse stem van haar vader de simpele woorden die nu zo veel bitterder klonken. ‘Ze lieten de vallei achter en vertrokken’
A pocketful of posies
Het was deze herinnering die nu voor haren ogen afspeelde terwijl ze in het donker met haar hand zocht naar een slot. Wat moest ze hier. Het donker verzwolg haar en ze wou op het moment niks meer dan een fatsoenlijk vuur om de wereld haar gelijk te bewijzen. More and more people were refusing to obey the laws of the land. Ze sloot haar ogen, wat geen verschil maakte in de hoeveelheid licht die doorscheen. Het was donkerder dan de puurste nacht die ze ooit had gezien. En ze kende er veel. Met haar rug tegen de ijskoude muur gleed ze omlaag en kreunde zacht. Hoe kwam ze hier ooit uit? Geen slot, geen vuur, niks. De kou van de muur kroop door haar kleren en vestte zich in haar lichaam. Haar porseleinen huid kreeg kippenvel maar het deerde haar niet. Ze had grotere zorgen. Hoelang zou ze hier zitten? Een dag voor ieder vuur wat ze aangestoken had? Dan kon ze wel vaarwel zeggen tegen een fatsoenlijk leven. Haar handen gleden over haar kleren, haar leren jack, vaalgroene shirtje, spijkerbroek en zwarte lege riem. Kleur maakte hier niet uit, alles was zwart zonder licht. Haar riem voelde leeg zonder haar pokéballen en haar rug kaal zonder de vertrouwde rugzak die ze bij haar eerste dag in Lumiose city had buitgemaakt. Gedwongen hadden Aldrei en Refur terug in hun pokébal gemoeten en waren in beslag genomen. Hoe kon je levende wezens in beslag nemen alsof het voorwerpen waren? Maar goed, ze was immers zelf ook in beslag genomen en had weinig recht om hiertegen te pleiten. Eenmaal zonder iets om te doen begon ze na te denken. Meer als anders, herinneringen doemde op en gingen weer alsof er niks was gebeurd. Het gaf de roodharige een vreemd gevoel. Zoals wanneer je terug denkt aan een nare dag en probeert te verzinnen wat je anders had kunnen doen. Ze had gelogen. Er was wel licht in de kleine kamer die voor nu haar onderdak was. Een klein laagbrandend lichtbulpje dat aan het eind van zijn latijn was. Nu en dan flikkerde het eens zachtjes maar het was nog niet eens sterk genoeg om een mot aan te trekken. Ook scheen er een tl licht van onder de massieve deur. Dit was ook niet noemingswaardig genoeg in haar ogen. De ironie in die zin was bijna pijnlijk. De roodharige pyromaan had al genoeg geprobeerd om te ontsnappen en niks werkte. Ze kon niet door de deur, er waren geen bereikbare ventilatie schachten en er was geen raam. Haar enige hoop was om iemand neer te slaan als deze eten kwam brengen. Al moest ze natuurlijk wel eten krijgen voor dit plan om te werken. Plots klonk er een harde klap en voelde ze een steek in haar arm. Geschrokken sprong ze omhoog en hoorde het verdwaasde geluid buiten de dikke muren van haar gevang. Het kleine lichtje was gesprongen en het glas had zich in haar schouders en arm geboord. Het prikte en klopte zeurend maar verder had ze niks. Terwijl haar vingers langs haar arm gleden voelde ze enkele druppels warme vloeistof hun weg naar beneden vinden. Buiten hoorde ze stemmen die naar elkaar schreeuwden, op hol geslagen voetstappen en manieren om het licht weer aan te maken. De stoppen waren gesprongen, het licht was verdwenen. Een plan borrelde op terwijl de roodharige opkeek zonder werkelijk te zien naar de plek waar eerst het bulpje had gehangen. Een grijns sierde haar gelaat. Ze hurkte neer en voelde op de grond naar een groter stuk glas. Haar handen werden besneden door de losse scherven maar het was het waard. Ze vond een scherf lang genoeg om als wapen te kunnen dienen. Nu was het enkel wachten. Ze ging naast de deur staan en luisterde aandachtig. Ze hoorde hoe de mensen iedere kamer met zaklamp en al onderzochten om de oorzaak te vinden. Blijkbaar waren meerdere lampjes geklapt want ze hoorde het gerommel van glasscherven. Het duurde voor haar uren toen de passen van een bewaker haar kant op kwamen. Ze hoorde het geritsel van een slot die ze zelf niet had gevonden en grijnsde een lach van een maniak. Piepend opende de deur zich en ze zag meteen haar voordeel. De man was het licht gewent en zag niks in het donker van de kamer. ‘H-hallo?’ klonk zijn twijfelende stem. Ze voelde zijn aanwezigheid terwijl hij met de zaklamp strak in zijn hand geklemd een stap dichterbij zag zetten. Ze zag zijn verwarring toen niemand antwoorde en hij verbaast rondkeek. Hierna schudde hij zijn hoofd, waarschijnlijk denkend dat dit een verkeerde cel was, en liep naar voren om de zooi op te ruimen en het licht te vervangen. Ragya vernauwde haar blik en liep toen voorzichtig de ruimte uit. Er was meer licht in de gang. Noodkaarsen waren aangestoken en enkele handhoud lichtjes stonden op de tafels. Toch moest ze meer afgaan op haar tast toen ze haar hand naar de deur liet gaan. Haar soepele vingers vonden het slot met diens sleutel. Met een grijns duwde ze de dikke deur dicht, draaide het slot om en luisterde naar de zachte kreten om hulp. Niemand zou hem goed kunnen horen. Tevreden pakte ze de sleutel en hielt deze bij terwijl ze haar glazen scherf nog steeds vasthield als haar wapen. De rand van het glas sneed in haar hand en liet deze verse wond branden. Haar ogen gleden vurig langs de donkere randen van de gangen terwijl ze weer vooruit liep. Voor haar eindigde de hal met een houten deur. Voorzichtig ontgrendelde ze hem en liep de redelijk verlichtte kamer door. De zon begon al te zakken maar gaf nog genoeg licht om alles voor haar zichtbaar te maken. Het was een nauwe kamer met een tafel, stoel en verdere werkspullen. Een normaal saai kantoortje. Woep thee doe. Zuchtend liep ze naar de volgende deur en werd verrast door een agent. Deze leek ook geen ontsnapping te hebben verwacht en voor een kort moment keken ze elkaar enkel aan. Toen ze beiden weer bij zinnen waren was het Ragya die als eerste uithaalde met haar glasscherf. Jammer genoeg had de ander een batton en kon hij een stuk harder slaan dan de jonge vrouw. Fronsend kreeg ze een klap tegen haar hoofd. Duizelig keek ze op en kreeg het voor elkaar een volgende aanval te ontwijken. Het was dankzij een dichtbijzijnde kaars dat ze zich weer zekerder voelde. Nog steeds onwel pakte ze de wassen staaf en zette het bijzettafeltje in brand. Het brandende voorwerp duwde ze voor zich uit en dwong zo de agent naar achteren te stappen. Hierna greep ze naar de dichtstbijzijnde mappen en brieven om ook deze aan te steken en richting diens hoofd te gooien. Al met al was hij lang genoeg bezig met de brandblusser pakken voor Ragya om naar buiten te glippen en wederom de deur achter zich te sluiten. Echter wist ze nu dat deze zich niet lang liet stoppen en ze rende door het gebouw heen. Ze vond de ruimte waar ze van haar spullen was ontnomen en zocht haar bezittingen bij elkaar. Haar rugzak, nog niet leeggeruimd, en haar pokéballen. Deze twee klikte ze meteen aan haar riem en liet haar trouwe Ninetales vrij. Deze zette spontaan een kastje in lichter laaien om hierna Ragya recht aan te kijken. Haar kille blik deed de roodharige echter niks en tevreden keek ze naar haar gouden vriendin. ‘Kom op meid, tijd om dit gebouw te verlaten’ De Ninetales maakte een bevestigend geluid en ze rende weer de gangen op. Aangezien dit het normale gedeelte van het gebouw was verwachtte Ragya niet zo veel moeite vrij te komen. Dit was echter wishfull thinking geweest. De ramen waren te klein of te onhandig geplaats om voor haar een ontsnappingsroute te maken. En toen zag ze de brandtrap. Tevreden rende ze erop af en bekeek de vergrendelde deur. Hij was te zwaar om eruit te rammen. Daarbij was Ragya alles behalve in staat voor zwaar fysiek werk met haar wonden en duizelig hoofd. ‘Aldrei, Solar beam’ ontbood ze de pokémon. Deze grauwde en voerde de aanval uit. Met een flits kwam er een deuk in de deuk maar er was nog geen teken dat hij werkelijk zou breken. ‘Nog eens’ Weer een kreet van haar pokémon en met een knal raakte de aanval de ijzeren deur. ‘Nog eens’ beet ze toe terwijl haar gouden vriendin al haar kracht in de aanval legde. Ze grauwde, zwiepte met haar staarten en bukte voorover. Haar muil opende en in haar ambere ogen lag een gefrustreerde blik. De bol in haar mond groeide en groeide tot hij uiteindelijk alle kracht had en Aldrei hem niet meer kon houden. Ze sprong en vuurde deze af. De knal zorgde ervoor dat de Ninetales naar achter werd gesmeten tegen de muur aan en Ragya’s oren piepte klagelijk. Voetstappen schalden nu door de gangen en Ragya wist dat ze niet lang meer hadden. Toch had de aanval van Aldrei gewerkt en was er nu een prachtig gat waar eerst de deur had gezeten. ‘Kom’ sprak ze enkel terwijl de pokémon afgebeuld omhoog krabbelde. Ze sprong door het gat en rende de trappen af. Haar pokémon volgde haar op de voet en ze rende naar de lagere verdiepingen. Achter hun kwamen de stappen dichterbij en Ragya zocht een vluchtroute. Ze hielt het niet langer meer. En daar was hetgeen wat ze nodig had, een dak die aan de trap grensde. Met moeite klom ze de leuning over en rende door over de daken. Dit mocht dan wel meer haar terrein zijn het maakte alles nog niet zozeer makkelijk. Haar lichaam werkte tegen en ze had alles behalve zin om dit zo lang door te zetten. Het liefste wou ze gewoon gaan liggen en zichzelf genezen. Maar jah, shit happens. Aldrei rende nu weer naast haar en ze doken samen een steegje in. Natuurlijk moest ze ook hier weer door haar voet heen zakken en kreunend viel ze neer op de grond. Na kort te hebben gecontroleerd of er niks gebroken was hinkte ze verder. Ze wist dat ze nu waarschijnlijk ongevonden zou blijven maar ze moest even de stad uit.. In ieder geval tot het hele nieuws over haar was gedaald. Zo hinkte ze naar een taxi, vroeg deze haar bij een pokécentre af te zetten en zakte op de achterbank neer. Het duurde niet lang voor ze er was en de kosten waren nog te overzien. Eenmaal binnen sprak ze de zuster aan en zei dat Aldrei wel een opknapbeurt kon gebruiken. Terwijl de vrouw wegliep met de Ninetales zakte Ragya in op een van de bankjes, ze kon haar ogen niet meer open houden en zakte weg in een droomloze slaap. Toen ze wakker werd was het ochtend. Terwijl ze haar rode blik naar beneden wierp zag ze dat haar arm verbonden was. Haar hoofd klopte daarbij ook nog al leek het beter te zijn geworden na de aanslag. Ze stond op en liet haar rode blik om zich heen glijden. Daar lag Aldrei naast haar, de gouden vos keek op bij haar bewegingen. Na haar spullen nog eens te hebben gecontroleerd wenkte ze haar pokémon en liep de deuren uit. Ze moest zich deze dag maar kalm houden en onderduiken in een van de kraakpanden..
"Ashes, Ashes"
De roodharige meid liep door de wederom verlaten straten van de stad. De avondklok was net ingegaan maar ze voelde de druk nog niet om naar huis te gaan. Vooral om het punt dat ze geen zin had om een nieuw pand te zoeken nadat ze het oude had afgebrand. Technisch gezien had mevrouw dus geen huis. So, geen avondklok voor haar. Nou stond ze ook niet te wachten dit aan een Team Rocket lid uit te leggen maar goed. Ze bleef wel in de schaduwen van de gebouwen en hoopte op het beste. Zelfs Refur gedroeg zich nu zelfs braafjes en liep rustig voor zich uit. Wat was ze toch trots. Aldrei liep stil naast haar en luisterde afwezig naar de geluiden die een stille stad te bieden had. De roodharige had geen idee wat ze wou gaan doen of waar ze zin in had. Het enige wat momenteel in haar op kwam was kijken naar de mensen die nog geschrokken rennend hun huis probeerde te bereiken. Er waren ook mensen zoals haar, die het helemaal niet interesseerde. Met een zuchtje dook ze een steegje in, het licht van de hoofdstraat achter haar latend. Plots begon Refur te keffen en verrast keek Ragya hem aan. Pardon? Wat was dat nou ineens.. Maar Refur stopte niet en begon zijn pels op te zetten alsof hij een dreiging was. Maar nu was ook de interesse van Aldrei gewekt en de pokémon hief haar kop om de lucht op te snuiven. Niet lang hierna begon ook zij te grauwen. Met opgetrokken wenkbrauw keek ze haar pokémon aan. Random grommen in een steegje? Ja, dat stelde haar pas gerust. Toch was ze ook nieuwsgierig, Refur gromde nooit naar mensen. Wat voorzichtig pakte ze de pluizige pokémon ook op en zette hem op haar schouder. Ze pakte een zaklamp uit een zijvakje van haar rugzak en klikte deze aan. Meteen klonk er gerommel achter wat vuilniszakken. Het zachte licht zorgde ervoor dat de zakken glommen en nu konden ze ook zien hoe enkele waren open gescheurd. Vuil vloeide eruit als een corrupte hoorn des overvloeds. Aldrei bleef grommen en stapte dreigend naar voren. Weer klonk er gerommel achter de zakken en met een donkere flits er vandoor schoot. Nu nieuwsgierig geworden rende Aldrei en Ragya erachter na. Zelf was ze de schim al snel uit het oog verloren. Gelukkig kon haar Ninetales de geur met gemak volgen. Refur kefte vrolijk en opgewekt terwijl ze verder rende. Aldrei raakte haar spoor niet kwijt met Ragya kreeg er enige moeite mee. Ze sprong over obstakels heen en dook onder afzettingen door. Licht hijgend rende ze verder tot ze haar pokémon weer zag. De gouden vos gromde dreigend tegen een donkere vorm. Ragya liet haar zaklamp erop schijnen en zag de dreigende maar gepanikeerde blik van een Houndoor. Grommend had hij zijn pels opgezet en keek van haar naar Aldrei en weer terug. Hij zette een pasje achteruit en stond nu met zijn rug tegen een muur aan. Twijfelend blafte hij. Alsof hij niet zeker wist wat hij moest doen. Ragya gokte dat hij uit een van de groepen kwam die in de stad rondliep. Het begon hem ook langzaam te dagen dat hij nu niet respectabel jegens een leider hoefde te zijn en zette zijn borst nu vooruit. Hij begon zijn moed te verzamelen en grauwde nu uitdagend richting haar Nintales. Ragya wachtte kort af om te zien hoe dit ging lopen. Wie weet wat Aldrei wel niet ging doen. De Houndoor zette nog een stap naar voren en liet zijn rode ogen opgloeien. Maar bedreigd voelde haar pokémon zich niet. Deze sprong naar voren en leidde de Houndoor weer naar achter. Deze drukte zijn oren in zijn nek en blafte nu fel, zijn haren stonden overeind en hij schudde met zijn pels. Grijnzend keek ze naar het tweetal terwijl Refur goedkeurend vanaf haar schouder kefte. ‘Aldrei, Solar beam’ sprak ze toen plots. Aldrei reageerde meteen en vuurde de aanval op de ander af. Maar de pokémon was in de stad opgegroeid. Hij was snel gewent en ontweek zonder te veel moeite. Hierna schoot de pokémon naar voren voor een Bite maar hij hapte niks meer dan een mond vol vacht. Nu geïrriteerd gromde hij en sprong weer naar voren maar Aldrei was hem voor en dwong hem met een grauw naar achter. De wilde pokémon wist zich geen raad en keek twijfelend om zich heen om een vluchtroute te proberen te vinden. Maar ze hadden hem nu ingesloten en hij kon geen kant meer op. Plots klonk er een scherp gekraak en gerommel achter hun. Alsof gebeten draaide de roodharige zich om en keek met fijngeknepen ogen naar de verte. Om dat moment werd ze omver geduwd door de wilde pokémon en stormde deze de nacht in. Zuchtend keek ze dien na, maar haar aandacht lag meer gericht op het vreemde geluid dat ze had gehoord.
We all fall down
{ Open, het is na de avondklok~
|
|