Eerlijk gezegd had ze verwacht dat ze weer een snauw naar zich zou krijgen en dat ze vervolgens weer in een woordenwisseling zou geraken, maar niets van dit alles gebeurde. Haar blik gleed naar de jongen en toen naar witte zakdoek die hij haar voorhield. Ze glimlachte dankbaar naar hem, waarna ze de zakdoek van hem overnam en hem tegen haar kin drukte. Haar kin begon te pitsen, maar daar lette ze maar niet al te veel op. Hoe meer ze daar op ging letten, hoe pijnlijker het zou worden. ‘Het was mijn eigen schuld,’ zei ze. ‘Ik keek weer eens niet uit.’ Maar ze was blij dat hij de schuld niet helemaal op haar richtte. Bovendien was het ook wel eens fijn om een aardig persoon in de buurt te hebben na die types die zij had meegemaakt. Een bepaalde jongen bleef daarbij vooral in haar hoofd rondspoken als ze aan ‘nors type’ dacht. Ze wierp haar blik weer op de jongen. ‘Ik ben trouwens Rose. Rose Aberdeen,’ zei ze, waarna ze met haar ene hand het zakdoekje tegen haar bloedende kin bleef drukken en de andere naar hem uitstak zodat ze handen konden schudden als hij dat wilde. Ze had het tot nu toen niet veel gedaan met de mensen die ze had ontmoet, maar wie weet vond hij het juist wel een vereiste dat ze handen schudden en dan had ze daar in elk geval al niks meer fout aan gedaan.